Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34968/GB, 10 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer           23/34968/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum  10 augustus 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 juni 2023 klager opgeroepen om zich op 14 augustus 2023 te melden in de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht, voor het ondergaan van 2784 dagen gevangenisstraf.

Klager heeft verzocht om uitstel van zijn melddatum. Verweerder heeft dat verzoek op 17 juli 2023 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. R.A.R. Hoekman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing op bezwaar is in strijd met artikel 17, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) genomen. Er bestond een zeer concrete aanleiding om klager in de gelegenheid te stellen om zijn verzoek om uitstel nader toe te lichten. Uit de beslissing op bezwaar volgt namelijk dat verweerder onduidelijkheid signaleerde over de gronden van het bezwaar. Nu klager niet is gehoord, moet die beslissing worden vernietigd.

De voornaamste reden voor het verzoek om uitstel is gelegen in het feit dat klager begin 2023 betrokken is geraakt in een procedure met de gemeente [naam gemeente] over de verkrijging van een standplaats voor zijn woonwagen op het woonwagenkamp waar zijn familie woont. Er vinden nog gesprekken met de gemeente plaats en er is goede hoop dat klager na die gesprekken alsnog de standplaats krijgt toegewezen. De gemeente heeft namelijk in eerste instantie de standplaats aan hem willen toewijzen, maar weigert nu een overeenkomst te sluiten vanwege een negatief advies op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Klager heeft argumenten aangevoerd op basis waarvan dat advies niet aan het toekennen van de standplaats in de weg behoort te staan, hetgeen de aanleiding vormt om met de gemeente om tafel te gaan. Dat gesprek heeft op 27 juli 2023 plaatsgevonden. Uit een overgelegde e-mail van klagers advocaat naar een medewerker van de gemeente, volgt dat de besprekingen met de gemeente nog steeds gaande zijn en dat het sluiten van een overeenkomst tussen klager en de gemeente tot op heden niet is uitgesloten.

Volgens verweerder kan klager een advocaat machtigen voor de procedure omtrent de standplaats. Daarnaast zou het niet aannemelijk zijn dat klager de standplaats krijgt toegewezen, omdat hij er vervolgens jaren niet kan wonen vanwege de te ondergane straf. Verweerder verliest daarbij uit het oog dat het van groot belang is dat klager juist voor de aanvang van zijn detentie deze procedure voert. 
 

Standpunt van verweerder

Er heeft een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden, waarbij is meegewogen dat klager ruim zeven jaar gevangenisstraf moet ondergaan. In het bezwaarschrift wordt namens klager aangegeven dat er ruimte is ontstaan om met de gemeente om de tafel te gaan. Er worden echter geen concrete afspraken vermeld. Gesprekken over woonruimte, waarbij klagers aanwezigheid niet noodzakelijk is en de uitkomst van die gesprekken nog niet vaststaat, geven geen aanleiding om over te gaan tot het verlenen van uitstel.

Mocht uit het gesprek van 27 juli 2023 blijken dat een redelijke kans op een standplaats aanwezig is en mocht daarvoor klagers aanwezigheid bij vervolggesprekken noodzakelijk zijn, dan is verweerder bereid om tot heroverweging over te gaan. De gemeente dient daarvoor wel op de hoogte te zijn van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van ruim zeven jaar en het voorgaande dient door de gemeente schriftelijk bevestigd te worden. 

Uit het gespreksverslag van 27 juli 2023 komt niet naar voren dat klagers aanwezigheid noodzakelijk is bij eventuele vervolggesprekken.

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

De beroepscommissie merkt allereerst op dat verweerder niet in strijd met de wet heeft gehandeld door klager niet te horen, nu uit artikel 17, derde lid, van de Pbw volgt dat een betrokkene schriftelijk of mondeling in de gelegenheid kan worden gesteld om het bezwaarschrift toe te lichten, tenzij verweerder het aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum om persoonlijk de procedure bij de gemeente [naam gemeente] ter verkrijging van een standplaats op een woonwagenkamp af te ronden.

Hetgeen klager heeft aangevoerd over het verkrijgen van een standplaats op het woonwagenkamp, is naar het oordeel van de beroepscommissie geen reden om klager uitstel te verlenen van zijn melddatum. Klager heeft niet onderbouwd dat zijn persoonlijke aanwezigheid in verband met de te voeren procedure over de standplaats bij de gemeente vereist is. Uit een e-mail van klagers advocaat van 27 juli 2023 volgt zelfs dat klagers advocaat namens klager een gesprek met een medewerker van de gemeente omtrent het sluiten van een overeenkomst tussen de gemeente en klager met betrekking tot de standplaats heeft gevoerd. 

Er is daarnaast in het midden gebleven voor welke termijn uitstel geboden wordt geacht. Hoewel op 27 juli 2023 een gesprek met de gemeente heeft plaatsgevonden, blijkt uit de overgelegde e-mail van klagers advocaat aan een medewerker van de gemeente niet dat er enig zicht is op een definitieve beslissing van de gemeente. Bovendien ontbreekt een schriftelijke bevestiging vanuit de gemeente over de inhoud van dat gesprek.

Tot slot geldt dat – indien dat in klagers geval nodig zou zijn – de Pbw mogelijkheden biedt om gedurende de detentie gerechtelijke procedures bij te wonen.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat het voor klager van groot belang is dat hij een standplaats op het woonwagenkamp bij zijn familie toegewezen krijgt, kan de bestreden beslissing – gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 10 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven