Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29962/GB, 8 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/29962/GB

           

                                   

Betreft [klager]

Datum 8 augustus 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 juli 2022 beslist klager te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 13 oktober 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsvrouw, mr. C.C. Delpeche, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw gevraagd om de gronden van het bezwaarschrift toe te sturen. Klagers raadsvrouw heeft die op 14 juli 2023 toegestuurd. De beroepscommissie heeft deze ter kennisgeving toegestuurd aan verweerder.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft geen bezwaar tegen de plaatsing in een PPC, maar wel tegen de locatie waar hij is geplaatst. Hij heeft als voorkeur het PPC van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, dan wel het PPC van de PI Zwolle, opgegeven. Klager verwijst naar de gronden van het bezwaarschrift. Het doel van plaatsing in een PPC is om de juiste (forensische) zorg te kunnen ontvangen. In de praktijk ontvangt klager geen passende behandeling in de PI Vught. Er is sprake van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Klager heeft een plek nodig waar hij opnieuw kan beginnen en de juiste en passende hulp kan ontvangen.

Er zou een plan voor de lange termijn voor klager gemaakt worden. Hij heeft een levenslange gevangenisstraf en hij is in een korte periode meermaals overgeplaatst, naar andere inrichtingen en naar andere afdelingen. Klager heeft behoefte aan een plek waar hij langdurig kan verblijven en kan worden behandeld. Hij heeft er geen vertrouwen in dat een lange termijnplan vanuit het PPC van de PI Vught zal worden gemaakt. Er is tot nu toe, ondanks de verzoeken daartoe, nog geen enkele aanstalten gemaakt.

Verweerder heeft geen rekening gehouden met klagers voorkeuren. Verweerder is niet ingegaan op de vraag waarom hij niet in een ander PPC geplaatst kan worden. Dit zou klager immers alleen maar ten goede komen.

Klagers verzoekt om de proceskosten te vergoeden.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing en voert aanvullend het volgende aan. Dat klager niet de juiste zorg krijgt in het PPC van de PI Vught is een vreemde aanname. Elk PPC biedt de juiste passende zorg aan de gedetineerden. Omdat verweerder verantwoordelijk is voor de beschikbare operationele celcapaciteit en de optimale benutting daarvan, is gekozen voor een inrichting waar klager snel geplaatst kon worden. In het geval van gedetineerden met een PPC-indicatie is het zeker belangrijk dat zij snel in een PPC geplaatst kunnen worden, zodat zij passende hulp kunnen krijgen en aan hun behandeling kunnen beginnen. Het toewijzen van de voorkeur van klager zou betekenen dat hij veel later met zijn behandeling kan beginnen en pas later passende zorg zal krijgen, omdat de inrichtingen van zijn voorkeur geen beschikbare celcapaciteit hebben.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Vught. Op 18 juli 2022 is hij in het PPC van de PI Vught geplaatst, omdat hij een PPC-indicatie had. Daarbij is gelet op de celcapaciteit in combinatie met de vereiste zorgintensiteit. Klager heeft geen bezwaar tegen de plaatsing in een PPC, dus dat zal de beroepscommissie buiten beschouwing laten. Klager heeft wel bezwaar tegen de plaatsing in het PPC van de PI Vught. Hij had in het PPC van het JC Zaanstad of het PPC van de PI Zwolle geplaatst willen worden, omdat hij in de PI Vught geen passende behandeling zou krijgen.

Klager moest zo snel mogelijk in een PPC worden geplaatst. Bij het nemen van de beslissing op het bezwaar was er echter geen haast meer. De bezwaarfase biedt bij uitstek de gelegenheid om klagers precieze plaatsing te heroverwegen. De beroepscommissie overweegt dat een beroep op de celcapaciteit in de fase van beroep zonder nadere toelichting niet begrijpelijk is.

Klager voert aan dat er sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Een verstoorde verhouding tussen een gedetineerde en het personeel kan volgens vaste jurisprudentie aanleiding vormen voor een overplaatsing. De beroepscommissie overweegt in RSJ 8 augustus 2023, 23/31605/GB (klagers beroep tegen de afwijzing van 9 januari 2023 van zijn verzoek tot overplaatsing naar het PPC van het JC Zaanstad of het PPC van de PI Zwolle) hierover echter dat uit het selectieadvies van de inrichting een ander beeld van de situatie naar voren komt, dan hetgeen klager schetst over de volgens hem onhoudbare situatie. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook onvoldoende gebleken van omstandigheden met betrekking tot klagers behandeling in het PPC van de PI Vught die moeten leiden tot het oordeel dat verweerder klager in een ander PPC had moeten plaatsen.

In bezwaar heeft klager aangevoerd niet op de structuurafdeling te willen verblijven, vanwege de weinige recreatie en de beperkte mogelijkheid om te telefoneren. Op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is het in elke inrichting mogelijk om te recreëren en te telefoneren. Dat klager hiertoe ruimere mogelijkheden wil krijgen, is begrijpelijk, maar vormt geen reden voor een overplaatsing.

De beroepscommissie merkt nog op dat, voor zover klager meent dat de zorg die in de inrichting kan en moet worden verleend, niet (goed) wordt verleend, hij daartegen een klacht kan indienen op grond van artikel 71b en verder van de Pbw.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsvrouw om de proceskosten te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 8 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven