Nummer 22/26458/GA
Betreft [klager]
Datum 30 augustus 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het insluiten van klager tijdens de arbeid in de periode van 18 januari 2022 tot 16 februari 2022, terwijl hij arbeidsongeschikt is verklaard, en het niet kunnen luchten gedurende de recreatie in deze periode omdat hij niet werd uitgesloten.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 14 maart 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €40,- (AR 2022/080). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. A. Knol, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is gedurende vier weken en drie dagen ten onrechte ingesloten tijdens het arbeidsblok. De beklagcommissie heeft conform de standaardbedragen van de beroepscommissie een tegemoetkoming toegekend van €40,- wegens schending van het dagprogramma voor de periode van meer dan een maand. Dit is minder dan de door de directeur aangeboden compensatie van €50,-.
Klager dient ook te worden gecompenseerd voor de gemiste luchtmomenten gedurende voornoemde periode. Indien klager zou zijn uitgesloten, zou hij – vanwege zijn arbeidsongeschiktheidsstatus – in het blok van vier uur recreatie dat hij dan (in plaats van de arbeid) zou hebben ook een uur mee hebben kunnen luchten met een andere afdeling. Klager had van deze mogelijkheid zeker gebruik gemaakt, als die hem was geboden. Klager heeft daarom niet enkel drie uur recreatie gemist voor de periode van iets meer dan een maand, maar ook een uur (extra) lucht. Dat is voldaan aan het wettelijk aantal uren luchten en dat klager geen recht heeft op meer uren luchten, is geen reden om geen compensatie toe te kennen, nu klager door een fout van de directeur geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om extra te luchten.
Een uur luchten kan niet gelijk worden gesteld met gemiste recreatie. Dit komt ook tot uitdrukking in de standaardbedragen van de beroepscommissie waarin voor elk gemist luchtmoment €12,50 wordt toegekend, terwijl voor overige schendingen van het dagprogramma wordt gerekend volgens een tabel met periodes.
Gelet op het voorgaande dient primair aan klager een hogere tegemoetkoming te worden toegekend voor elk gemiste uur lucht, te weten € 225,- (18 x €12,50) bovenop de €40,- wegens de gemiste uren recreatie. Subsidiair wenst klager in ieder geval een hogere tegemoetkoming dan de €40,-, waarbij rekening wordt gehouden met de gemiste luchtmomenten. Klager verzoekt de beroepscommissie deze naar redelijkheid en billijkheid te bepalen.
Ten slotte kan de directeur de beroepscommissie niet verzoeken om geen tegemoetkoming aan klager toe te kennen, nu hij geen beroep heeft ingesteld. Daarnaast gaat de vergelijking met de zaak waar de directeur naar verwijst (RSJ 3 juni 2019, 18/2439/GA) niet op. Klager heeft namelijk, anders dan de gedetineerde in die zaak, nimmer te kennen gegeven geen tegemoetkoming te willen. Klager heeft de tegemoetkoming geweigerd, omdat hij deze te laag vond.
Standpunt van de directeur
Anders dan klager stelt, is er slechts sprake geweest van onterechte insluiting tijdens de voor hem geldende arbeidsblokken. Ten aanzien van het luchten heeft klager dagelijks ten minste één uur in de buitenlucht verbleven, zoals wettelijk is vereist. Hierdoor is het toekennen van een hogere tegemoetkoming voor de door klager gestelde gemiste uren ‘extra’ luchten onredelijk. In de bemiddelingsfase voorafgaand aan de beklagzitting is klager voor de insluiting tijdens arbeidsuren een compensatie ter hoogte van €50,- aangeboden. Hiermee is klager niet akkoord gegaan. Ondanks dat klager hier niet mee akkoord is gegaan, heeft de beklagcommissie toch een tegemoetkoming toegekend ter hoogte van €40,-. Gelet op het feit dat aan klager een passende compensatie is aangeboden, die door hem niet is aanvaard, is het toekennen van een verdere tegemoetkoming thans niet meer op zijn plaats (zie ook RSJ 3 juni 2019, 18/2439/GA).
Verzocht wordt de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen zonder het toekennen van een tegemoetkoming en het ingestelde beroep ongegrond te verklaren.
3. De beoordeling
Omvang van het beroep
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €40,-. De directeur heeft geen beroep ingesteld tegen de uitspraak van de beklagcommissie. Gelet hierop komt de beroepscommissie niet toe aan de stelling van de directeur dat aan klager geen tegemoetkoming moet worden toegekend. De beroepscommissie zal slechts beoordelen of aan klager een hogere tegemoetkoming moet worden toegekend.
Hoogte van de tegemoetkoming
De beroepscommissie stelt voorop dat klagers beklag tegen het ten onrechte insluiten van hem gedurende de periode van 18 januari 2022 tot 16 februari 2022 gegrond is verklaard. De beklagcommissie heeft klager een tegemoetkoming toegekend van €40,- waarbij (zo de beroepscommissie begrijpt) is aangesloten bij schending van het dagprogramma van langer dan één maand.
Nu aan klager reeds een tegemoetkoming is toegekend voor het ten onrechte insluiten, ziet de beroepscommissie geen aanleiding om aan klager andermaal een tegemoetkoming toe te kennen voor het niet extra mogen luchten gedurende de onterechte insluiting, temeer nu geen sprake is van een inbreuk op klagers wettelijk recht op luchten. De beroepscommissie kan zich dan ook verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde.
Deze uitspraak is op 30 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. E. Dinjens en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter