Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1925/GV, 11 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1925/GV

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.M. Keizer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 juli 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Recentelijk is bij klagers tien maanden oude kleinzoon een terminale vorm van kanker geconstateerd. De ziekte bevindt zich in de laatste fase. De overlevingskansen zijn praktisch nihil. De behandeling
van de kleinzoon zal ongeveer acht tot tien maanden duren. Het betreft een zware behandeling. Het verzoek om strafonderbreking wordt ondersteund door de inrichtingspsycholoog. De psycholoog acht het in het belang van het verdere detentieverloop dat
klager strafonderbreking wordt verleend. Het verzoek om strafonderbreking wordt verder ondersteund door de advocaat-generaal en de directeur van de gevangenis Lelystad. De in artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de
Regeling) genoemde gronden voor strafonderbreking zijn niet limitatief. Klager wenst zijn (klein)zoon en schoondochter bij te staan in deze moeilijke periode en afscheid te nemen van zijn kleinzoon die ieder ogenblik kan overlijden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Over het verloop van de behandeling van de kleinzoon die ernstig ziek is, is niets met zekerheid te zeggen. Het gaat om een tijdsbestek van acht tot tien maanden waarin de
kuren
in het ziekenhuis plaatsvinden en de kleinzoon tussendoor thuis zal verblijven. Volgens de Regeling kan strafonderbreking worden aangevraagd voor de verzorging van een ernstig ziek familielid in de eerste graad. Beide ouders van de kleinzoon verzorgen
het kind. Dat klager meeleeft is begrijpelijk en daarom is de mogelijkheid opengelaten dat al naar gelang het verloop van de behandeling en de toestand van de kleinzoon, klager een beroep kan doen op incidenteel verlof. Er is geen reden tot het
verlenen
van strafonderbreking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen verlofverlening. De politie Lelystad heeft
geen
bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 februari 2011.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Klager vraagt verlof aan voor het ondersteunen van zijn (klein)zoon en schoondochter in verband met de ernstige ziekte van de kleinzoon. Hoewel de ernst van de ziekte van de kleinzoon uit de stukken duidelijk is geworden en met name uit de brief van de
inrichtingspsycholoog naar voren komt dat het voor de psychische gezondheid van klager wenselijk is dat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt geschorst, kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager nog een lang strafrestant heeft, de behandeling van de kleinzoon ongeveer acht tot tien maanden kan duren en de Staatssecretaris de
mogelijkheid openhoudt om klager, afhankelijk van het verloop van de behandeling en de toestand van de kleinzoon, incidenteel verlof te verlenen. Uit het advies van de directeur van de gevangenis Lelystad blijkt overigens dat klager op 16 juli 2008 al
eens in de gelegenheid is gesteld zijn kleinzoon in het ziekenhuis te bezoeken. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 11 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven