Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29223/GM, 25 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/29223/GM

    

Betreft [Klager]

Datum 25 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. W.H.M. Wolters, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Zwolle (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat klager, ondanks dat hij oogproblemen heeft, toch moest werken, dat zijn situatie met betrekking tot de beenprothese niet voldoende wordt beoordeeld en dat sprake is van pestgedrag van de inrichtingsarts en verpleegkundige.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 19 april 2023. Na de inhoudelijke behandeling van de zaak, heeft de secretaris inlichtingen opgevraagd bij het hoofd zorg en de medisch adviseur. Deze inlichtingen zijn na ontvangst doorgezonden naar klagers raadsman en zullen worden meegenomen bij de beoordeling.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het beroep houdt nog steeds verband met de klachten die zijn ingediend. Klager wenst arbeidsongeschikt te worden verklaard.

 

Klager heeft erg veel last van zijn benen en van zijn prothese. Zijn linkerbeen is geamputeerd. Klager kreeg een nieuwe prothese en moest deze meteen gebruiken. Het punt is echter dat iemand, net als bijvoorbeeld bij nieuwe schoenen, moet wennen aan de nieuwe prothese en niet meteen lang moet gaan lopen. Klager kreeg echter niet de mogelijkheid om te wennen aan de nieuwe prothese. Er is sprake van (fantoom)pijn en jeuk. Hij heeft eerder al anderhalf jaar in een rolstoel gezeten. Deze klachten duren voort. Klager kan hierdoor niet werken, terwijl hij in een eerdere inrichting waar hij verbleef – PI Zutphen – wel arbeidsongeschikt was verklaard.

 

Klager is verder voor zijn problemen doorverwezen naar een schoenspecialist, terwijl een schoenspecialist niet is gespecialiseerd in het aanmeten van protheses. Deze schoenspecialist is een vervanger van klagers specialist die wel in protheses is gespecialiseerd, maar die nu ziek thuiszit.

 

Klager heeft verder last van huisstofmijt. Klager kreeg hiervoor oogdruppels, maar daarvan kreeg hij rode ogen. Klager heeft daarom gezegd dat hij deze oogdruppels niet meer wilde gebruiken. Klager bestrijdt ten stelligste dat hij chilipoeder in zijn oog zou hebben gedaan. Dat is onjuist.

 

Klager verblijft als gevolg van het voorgaande nu tijdens de arbeid op zijn cel. Daar kan klager slecht mee omgaan.

 

Het is ten slotte onduidelijk waarom de klachten zo lang blijven liggen. Klager dient voortdurend klachten in, maar er komt geen reactie. Er zijn in totaal zeventien klachten ingediend door klager. Er wordt ook niet bemiddeld.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Er is zoveel mogelijk gedaan om aan klager de juiste zorg te bieden. De PI kreeg bijna dagelijks te maken met klachten van klager. Het hoofd zorg heeft gevraagd of de klachten gebundeld konden worden en is op basis daarvan het gesprek aangegaan. De verhouding tussen klager en de inrichtingsarts is verstoord.

 

De inrichtingsarts heeft klager beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat klager niet volledig arbeidsongeschikt is. Het hoofd zorg is samen met de inrichtingsarts en klager naar de werkzaal gegaan om te kijken of er een speciale stoel kon worden aangeschaft, zodat klager in staat gesteld kon worden zittend arbeid te verrichten. Dat is gebeurd.

 

Ook het probleem rondom te beenprothese is zorgvuldig beoordeeld en telkens is met klager besproken wat voor hem de mogelijkheden zijn.

 

Het hoofd zorg heeft twaalf klachten met klager besproken. Dit zijn er meer dan dat in het dossier zitten. Het hoofd zorg kan de klachten aan de beroepscommissie doen toekomen.

 

3. De beoordeling

Waar ziet het beroep op?

Uit het namens klager ingediende beroepschrift en het door klager en zijn raadsman ingenomen standpunt ter zitting, blijkt dat de gronden zien op de wijze waarop klager is behandeld aan zijn ogen, de beoordeling van zijn daarmee samenhangende arbeids(on)geschiktheid, de zorg voor zijn beenprothese, de klachten die hij daardoor ervaart en dat hij ook om die reden arbeidsongeschikt moet worden verklaard. In het dossier zitten enkel de door klager ingediende klachten die zien op de oogproblemen die hij ervaart en – zo begrijpt de beroepscommissie – het standpunt dat klager ten gevolge van zijn oogproblemen niet in staat is om te werken.

 

Ter zitting en in het beroepschrift wordt door en namens klager (desgevraagd) aangevoerd dat hij meerdere klachten heeft ingediend, waar niet op is bemiddeld en die ook niet in het dossier zitten. Het hoofd zorg heeft ter zitting beaamd dat er meerdere klachten zijn ingediend door klager, maar dat deze niet in het dossier zitten. Naar aanleiding hiervan heeft de secretaris – ná de inhoudelijke behandeling van de zaak – per e-mail contact gezocht met het hoofd zorg en verzocht om de overige klachten aan de beroepscommissie te doen toekomen en gevraagd of er in deze zaken is bemiddeld.

 

Het hoofd zorg heeft vervolgens de overige klachten toegezonden. Deze klachten zaten (inderdaad) niet in het dossier en de beroepscommissie heeft pas ná de zitting kennis kunnen nemen van deze klachten. De klachten zien op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op 23 maart 2021, 27 april 2021 en 20 mei 2021 en gaan over de wijze waarop er volgens klager aan hem onvoldoende zorg is verleend aan zijn beenprothese en dat hij vanwege klachten aan zijn been(prothese) niet arbeidsongeschikt is verklaard. Volgens het hoofd zorg is in alle klachten – dus zowel de klachten die al in het dossier zitten alsook de later door de secretaris opgevraagde klachten – bemiddeld door het hoofd zorg. Ook zijn deze klachten gebundeld en naar de medisch adviseur gestuurd ter bemiddeling.

 

Naar aanleiding van deze stand van zaken, heeft de secretaris contact opgenomen met de medisch adviseur met de vraag of in alle klachten is bemiddeld. De medisch adviseur heeft aangegeven dat alleen in de klachten die al in het dossier zitten is bemiddeld en dat de klachten die het hoofd zorg later heeft toegestuurd, bij de medisch adviseur niet bekend zijn.

 

Volgens vaste jurisprudentie staat beroep bij de medische beroepscommissie pas open, als de medisch adviseur heeft bemiddeld (RSJ 23 juni 2022, 21/21382/GM). Nu de medisch adviseur niet heeft bemiddeld in de later toegezonden klachten over de wijze waarop klager is behandeld ten aanzien van zijn beenprothese en hij – vanwege klachten door zijn beenprothese – niet arbeidsongeschikt is verklaard, kan de beroepscommissie deze beroepsgronden niet behandelen en zal zij zich in zoverre onbevoegd verklaren. De beroepscommissie zal de klachten waarin niet is bemiddeld doorsturen naar de medisch adviseur, met het verzoek om deze alsnog in behandeling te nemen.

 

De beroepscommissie zal hierna de klachten die in het dossier zitten en waarin de medisch adviseur wel heeft bemiddeld, inhoudelijk beoordelen. Dat zijn de klachten die zien op de manier waarop er zorg is verleend voor klagers oogproblematiek en dat hij niet arbeidsongeschikt is verklaard vanwege deze problemen.

 

Oogproblematiek

Klager heeft op 8 en 9 juli 2021 verschillende beklagen ingediend waarin hij aangeeft dat hij niet goed geholpen is aan zijn ogen. Uit het dossier volgen de volgende feiten en omstandigheden.

 

Toen klager op 31 mei 2021 op de arbeidszaal last kreeg van zijn ogen, is hij meteen doorgestuurd naar de medische dienst voor een controle. Er waren tijdens de controle geen objectiveerbare symptomen waarneembaar. Aan klager is geadviseerd om tijdens de arbeid beschermende maatregelen te nemen, zoals het dragen van een mondkapje en een bril. Op 4 juni 2021 is een e-mailbericht gestuurd naar de afdeling en arbeidszaal door de medische dienst, waarin – kort gezegd – wordt aangegeven dat er contact opgenomen kan worden met de medische dienst als klager (oog)klachten ervaart. Klager zal dan worden onderzocht en er zal (zo nodig) verder beleid worden bepaald.

 

Op 8 juni 2021 heeft klager voor het eerst oogdruppels gebruikt. Volgens hem ging dat meteen mis, omdat zijn oog begon te jeuken en er ontstond een branderig gevoel. Het afdelingspersoneel – zo volgt uit het medisch dossier – vermoedt dat klager opzettelijk chilipoeder op een papiertje heeft gedaan en vervolgens heeft meegenomen, om dit vlak vóór de arbeid in zijn ogen te wrijven om een allergische reactie op te roepen. Het voorgaande wordt bevestigd door een medegedetineerde. Nog los van de vraag of klager (bewust) chilipoeder in zijn ogen wrijft, is op diezelfde dag aan klager geadviseerd om te stoppen met oogdruppels en zijn ogen met water te spoelen. Ook wordt klager ingepland voor een afspraak bij de inrichtingsarts voor nader onderzoek. Dit beleid komt de beroepscommissie niet onredelijk voor. Daarbij moet worden opgemerkt dat klager al beklag heeft ingediend, terwijl het onderzoek door de medische dienst naar de oorzaak van de klachten aan zijn ogen nog bezig was.

 

Oogproblematiek en arbeidsongeschiktheid

De vraag die de medische beroepscommissie moet beantwoorden is of de inrichtingsarts de arbeids(on)geschiktheid zorgvuldig heeft beoordeeld. De beroepscommissie stelt voorop dat arbeid in een PI niet hetzelfde karakter of dezelfde functie heeft als arbeid buiten de inrichting. In detentie wordt arbeid aangeboden om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te bieden. De omstandigheid dat klager, zoals hij stelt, in een vorige PI wel arbeidsongeschikt is verklaard, betekent niet dat ook de inrichtingsarts van de PI Zwolle gehouden is klager arbeidsongeschikt te verklaren (vgl. RSJ 20 december 2021, 21/19602/GM).

 

Het medisch dossier biedt geen aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat klager vanwege zijn oogproblematiek arbeidsongeschikt verklaard zou moeten worden. De medische dienst heeft naar het oordeel van de beroepscommissie – zoals hiervoor is overwogen – klagers oogproblemen voldoende onderzocht. Ook heeft de medische dienst (onder andere) een e-mailbericht naar de arbeid gestuurd, waarin wordt geschreven dat klager bij klachten, doorverwezen moet worden naar de medische dienst. Ook dit beleid komt de beroepscommissie niet onredelijk voor.

 

De beroepscommissie merkt overigens ook nog op dat uit het medisch dossier volgt dat de klachten wellicht (ook) – als voorlopige hypothese – veroorzaakt kunnen worden door het stof op de arbeidszaal. De inrichtingsarts is er echter niet verantwoordelijk voor welke werkzaamheden onder welke omstandigheden een gedetineerde uiteindelijk dient te verrichten. Dat valt onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de directeur.

 

Afsluitende opmerking

Klager schrijft in zijn aan de in beroep aan de orde zijnde klaagschriften dat hij bewust door de medische dienst wordt tegengewerkt en hij verwijt de medische dienst ‘pestgedrag’. Dat klager op een onheuse en inadequate manier is behandeld, blijkt niet uit de stukken en is naar het oordeel van de beroepscommissie door klager niet onderbouwd. Het algemene beeld, op basis van het medisch dossier en de inhoud van de (grote hoeveelheid) klachten, is dat klager niet akkoord gaat met de aanpak van zijn medische problemen en dat hij daar zeer scherp op kan reageren. De beroepscommissie wenst op te merken dat klagers gedrag geen basis biedt voor een goede behandeling.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts op dit punt niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart zich ten aanzien van de wijze waarop hij aan zijn been(prothese) is behandeld en dat hij ten gevolge hiervan niet arbeidsongeschikt is verklaard, onbevoegd en stuurt klagers klachten door naar de medisch adviseur met het verzoek om de klachten alsnog in behandeling te nemen.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
 

Deze uitspraak is op 25 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven