Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34622/SGA, 5 juli 2023, schorsing
Uitspraakdatum:05-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          23/34622/SGA

               

Betreft verzoeker

Datum 5 juli 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma (fase 1) binnen de ISD-maatregel.

 

Verzoeker en zijn raadsvrouw, mr. M.C. Coster, vragen om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

 

Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat verzoeker, die verblijft in de ISD, is teruggeplaatst naar het basisprogramma (fase 1).

 

Verzoeker vindt de beslissing van de directeur onterecht, omdat hij niet gehoord wordt in zijn medische aandoeningen en de werkmeester onjuiste rapportages heeft geschreven over verzoeker.

 

De directeur heeft de beslissing tot terugplaatsing gemotiveerd door te benoemen dat verzoeker - in het algemeen - geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn (vaak onredelijke) gedrag en dat hij niet (gemotiveerd) meewerkt aan gesprekken met zijn casemanager en het opstellen van een ISD-trajectplan. Gelet hierop kon de directeur - naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - de bestreden beslissing in redelijkheid nemen. Het verzoek zal worden afgewezen.

 

Ten overvloede en naar aanleiding van hetgeen namens verzoeker is aangevoerd of de beslissing wel of niet bevoegd is genomen door het afdelingshoofd, merkt de voorzitter op dat dit niet gebleken is dat dit een beslissing betreft die op grond van de wet is voorbehouden aan de directeur (zie ook RSJ 6 juli 2022, R-20/8046/GA).

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 5 juli 2023 gedaan door mr. M.J. Vos, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven