Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1148/GA, 11 augustus 2008, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1148/GA

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J.M. Bommer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 april 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Grave (in de aanhef van deze uitspraak is abusievelijk vermeld “commissie van toezicht bij de penitentiaire inrichtingen Vught”),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 juli 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.J.M. Bommer, en [...], unit-directeur bij de locatie Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met verwijdering van de televisie, waarvan drie dagen voorwaardelijk, wegens het niet uitvoeren van een opdracht van het personeel.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte niet in zijn beklag ontvangen. In de vergelijkbare zaak ging het om de vraag of de straf terecht was opgelegd. Nu gaat het om inperking van het belrecht. Nadat klager tien minuten had gebeld, moest hij het gesprek beëindigen voor
een volgende gedetineerde. Die gedetineerde verbleef in afzondering en mag dan niet op de afdeling bellen. Kortom: klager is ten onrechte verzocht het gesprek te beëindigen. Nu er geen volgende gedetineerde was die moest bellen, had men klager gewoon
verder kunnen laten bellen. Zijn belrecht is dan ook ten onrechte ingeperkt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een gedetineerde heeft het recht om tien minuten te bellen. Ook klager heeft tien minuten mogen bellen. Van inperking van het belrecht is dan ook geen sprake. Heeft een gedetineerde tien minuten gebeld en er is geen volgende gedetineerde die moet
bellen, dan mag er langer worden gebeld. Is er wel een volgende gedetineerde en zitten de tien minuten erop, dan dient het gesprek te worden beëindigd. In klagers geval was er op enig moment een volgende gedetineerde die wilde bellen. Hierop is klager
meermalen gevraagd het gesprek te beëindigen. Gedetineerden die in afzondering verblijven, bellen ook gewoon met de telefoon die op de afdeling beschikbaar is. Klager heeft weliswaar aangegeven dat hij vanuit de bewaarderskamer heeft moeten bellen toen
hij in afzondering verbleef, maar dat kwam misschien wel door het feit dat hij de voor de afdeling beschikbare telefoon had stukgemaakt en er dus geen andere telefoon voorhanden was.

3. De beoordeling
Waar het beklag zich toespitst op de inperking van het belrecht en daarmee een ander accent wordt gelegd dan in een andere klacht, waarin de opgelegde straf ter discussie stond, is de beroepscommissie van oordeel dat klager in zijn beklag kan worden
ontvangen.

Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer
telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting.

In het geval van klager is, gelet op de naar voren gekomen omstandigheden, voldoende aannemelijk dat (ruimschoots) aan het minimum is voldaan. Klagers beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 11 augustus 2008

secretaris voorzitter

Naar boven