Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26196/GA, 30 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/26196/GA

    

           

Betreft  [klager]

Datum  30 augustus 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de vermissing van zijn spullen en boodschappen ter waarde van €224,75 na zijn overplaatsing vanuit de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo naar de PI Achterhoek.

De beklagcommissie bij de PI Almelo heeft op 29 december 2021 het beklag ongegrond verklaard (KA-2021-158). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Almelo in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

Op 17 april 2023 heeft de beroepscommissie de directeur van de PI Achterhoek per mail gevraagd om zijn standpunt ten aanzien van het beroep kenbaar te maken. In dat verband is het onderhavige dossier aan de directeur toegezonden. De beroepscommissie heeft op 18 april 2023 een reactie ontvangen. De reactie van de directeur van de PI Achterhoek is aan partijen toegezonden. De raadsvrouw van klager heeft vervolgens op 19 april 2023 kenbaar gemaakt dat de aanvullende stukken geen aanleiding geven tot een nadere reactie.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur van de PI Almelo is verantwoordelijk voor de eigendommen van klager die na de overplaatsing naar de PI Achterhoek zijn achtergebleven in de PI Almelo. Klager mist in totaal voor €224,75 aan eigendommen na zijn overplaatsing. De directeur van de PI Almelo heeft hiermee gehandeld in strijd met de op hem rustende zorgplicht. Als tijdens of rondom het transport van eigendommen van ingeslotenen schade aan deze eigendommen ontstaat of eigendommen worden vermist, dan is de verzendende inrichting hiervoor in beginsel aansprakelijk. Klager is niet aanwezig geweest bij het inpakken van zijn eigendommen, omdat hij op dat moment in een strafcel verbleef.

Het ontruimingsverslag bevat niet de in de Circulaire voorwerpen van ingeslotenen van 9 december 2013 (kenmerk 460022) vermelde gegevens, zoals de naam en functie van de met de ontruiming belaste medewerkers, hun handtekeningen en de datum van de ontruiming. De door klager genoemde eigendommen zijn onterecht niet in het ontruimingsverslag vermeld.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur van de PI Almelo

De directeur van de PI Almelo heeft in beroep geen standpunt ingenomen.

 

3. De beoordeling

Bevoegde beklagcommissie

Klager is vanuit de PI Almelo overgeplaatst naar de PI Achterhoek. Uit de (destijds geldende) Circulaire vrachtvervoer en aansprakelijkheid bij schade van 31 oktober 2014 (578934) volgt dat de verzendende inrichting – de PI Almelo – aansprakelijk is voor de vracht en dat deze verantwoordelijkheid na het tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting – de PI Achterhoek – op deze inrichting overgaat.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de vrachtbrief 21036649 van 22 maart 2021 en stelt vast dat de PI Achterhoek op 23 maart 2021 heeft getekend voor ontvangst van “9x doos groot (persoonlijke goederen)” van klager. Nu de PI Achterhoek voor de ontvangst van de dozen met klagers spullen heeft getekend, is de verantwoordelijkheid voor klagers spullen van de directeur van de PI Almelo op de directeur van de PI Achterhoek overgegaan. Klager had daarom zijn klaagschrift moeten indienen bij de beklagcommissie van de PI Achterhoek. Het beklag had in het kader van de voor de beklagcommissie geldende doorzendplicht ter behandeling moeten worden doorgezonden naar de beklagcommissie bij de PI Achterhoek (vergelijk RSJ 13 september 2021, R-19/5325/GA).

Om proceseconomische redenen – gelegen in het ruime tijdsverloop en gelet op het standpunt dat de directeur van de PI Achterhoek in deze procedure op verzoek van de beroepscommissie al heeft verstrekt – zal de beroepscommissie het beklag niet verwijzen naar de beklagcommissie bij de PI Achterhoek, maar het beklag als enige en hoogste instantie zelf afdoen.

 

Inhoudelijke beoordeling beklag

Klager heeft aangegeven dat hij in de PI Achterhoek een deel van zijn eigendommen en boodschappen ter waarde van €224,75 niet heeft ontvangen. Nu de verantwoordelijkheid voor klagers spullen is overgegaan op de directeur van de PI Achterhoek, heeft de beroepscommissie de directeur van de PI Achterhoek in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt kenbaar te maken naar aanleiding van het dossier.

Uit het standpunt van de directeur van de PI Achterhoek van 19 april 2023 volgt dat klagers boodschappen volgens de medewerker van de Binnenkomst Afdeling Delinquenten wel zijn ontvangen, maar de ontvangst van boodschappen (voor alle gedetineerden, vanwege de grote aantallen) niet wordt geregistreerd. De directeur van de PI Achterhoek heeft bevestigd dat er is getekend voor de ontvangst van de dozen en dat daarmee de verantwoordelijkheid voor de spullen is overgegaan naar de PI Achterhoek. Slechts de spullen die op de ‘lijst voorwerpen op cel’ onder “fouillering” staan zijn achtergehouden, te weten:

-   lp/Xbox + toebehoren / werkbroek / usb stick

-   2 pet

-   Radio

-   Ondeugdelijke wekker

-   Zorgpas

-   Véél kleding/schoenen

-   Dienblad

-   Tondeuse

-   Totaal 4 grote dozen in de stelling fouillering

-   Mok

-   Kwast en elastiekjes

Uit het standpunt van de directeur van de PI Achterhoek volgt verder dat klager de meeste zaken, waaronder de vier dozen, uit zijn fouillering heeft uitgevoerd tijdens zijn detentie. Klagers broer heeft deze in ontvangst genomen en de overige zaken heeft klager meegekregen bij zijn ontslag, zo volgt uit het standpunt van de directeur.

 

Ontruiming van klagers cel

Klager heeft voorafgaand aan zijn overplaatsing niet zelf zijn eigendommen voor transport mogen inpakken. Zijn verblijfsruimte is ontruimd door personeelsleden van de PI Almelo en van die ontruiming is een ontruimingsrapport opgemaakt.

Uit de Circulaire voorwerpen van ingeslotenen volgt dat de ontruiming van de verblijfsruimte buiten aanwezigheid van de ingeslotene door twee medewerkers geschiedt en dat de ontruiming schriftelijk wordt vastgelegd. Het ontruimingsverslag wordt in tweevoud opgemaakt en door beide betrokken medewerkers ondertekend. Eén exemplaar wordt bewaard in de inrichtingsadministratie. Het andere exemplaar wordt bijgevoegd bij de desbetreffende goederen. Het ontruimingsverslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

-   naam van de inrichting (inrichtingsstempel);

-   nummer van de cel/kamer waar de ontruiming heeft plaatsgevonden;

-   naam, voorletters, geboortedatum en registratienummer van de betrokken ingeslotene;

-   aanleiding tot het ontruimen van de verblijfsruimte;

-   aangetroffen voorwerpen, hun aantal en, indien daartoe aanleiding bestaat, een aantekening over de staat waarin de voorwerpen werden aangetroffen;

-   datum waarop de cel/kamer werd ontruimd;

-   naam en functie van de met de ontruiming belaste medewerkers en hun handtekening.

Het ontruimingsverslag in het dossier vermeldt niet de namen van de medewerkers van de PI Almelo die zorg hebben gedragen voor de ontruiming, het verslag is niet van een dagtekening voorzien en is ook niet door medewerkers ondertekend. De beroepscommissie stelt vast dat dat ontruimingsverslag niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. Naar het oordeel van de beroepscommissie komen de nu ontstane onduidelijkheid over de afwikkeling van de ontruiming en de daaropvolgende overdracht van goederen om die reden voor risico van de directeur van de PI Achterhoek (vergelijk ook RSJ 23 maart 2015, 14/4829/GA).

 

Vermissing van boodschappen en overige spullen

Hoewel de directeur van de PI Achterhoek heeft bericht dat klagers boodschappen in de inrichting zijn aangekomen, volgt uit het standpunt van de directeur van de PI Achterhoek ook dat de boodschappen die vanuit een andere inrichting binnenkomen, na overdracht niet worden geregistreerd in de PI Achterhoek. De beroepscommissie is gelet daarop van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat klager zijn boodschappen heeft ontvangen en dat deze onduidelijkheid niet voor klagers rekening mag komen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het daarmee voldoende aannemelijk geworden dat klager zijn boodschappen niet heeft ontvangen.

Voor de overige spullen is de beroepscommissie van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager deze niet heeft ontvangen, gelet op de lijst die is bijgehouden door de PI Achterhoek met spullen die tijdens de fouillering zijn aangetroffen. Daarnaast is bevestigd door de PI Achterhoek dat deze spullen deels zijn uitgevoerd en dat klager de overige spullen heeft meegekregen na zijn ontslag uit de PI Achterhoek. Dat maakt dat de directeur van de PI Achterhoek uitsluitend verantwoordelijk moet worden gehouden voor de vermissing van de boodschappen en niet voor de vermissing van klagers overige spullen.

De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van de vermiste boodschappen daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-

Ten aanzien van de overige spullen kan het beroep naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom voor het overige ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de vermiste boodschappen gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 30 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. T.L. Hokken, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven