Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31455/GV, 26 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:26-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31455/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    26 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 januari 2023 aan klager incidenteel verlof verleend, onder de voorwaarde van een contactverbod en een locatiegebod.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling
Klager was sinds 30 september 2018 voorlopig gehecht. Hij is in dit kader op 13 december 2022 in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en drie maanden met aftrek, wegens dood door schuld en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. Aansluitend onderging hij vanaf 27 december 2022 een gevangenisstraf van 42 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, daarna een gevangenisstraf van 60 dagen met aftrek en vervolgens een vervangende hechtenis van 36 dagen, in verband met het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. Klager is op 2 april 2023 in vrijheid gesteld.

Op grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling kunnen bij de verlening van het verlof bijzondere voorwaarden worden gesteld, die het gedrag van de gedetineerde betreffen.

Op grond van artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een grootouder van de gedetineerde. Het bezoek kan bestaan in het bijwonen van de uitvaart.

Aan klager is incidenteel verlof toegekend, onder de voorwaarde van een contactverbod en een locatieverbod, zodat hij op 10 januari 2023 de uitvaart van zijn oma kon bijwonen. In het beroepschrift noemt klager nog enkele andere zaken die te maken hebben met zijn re-integratietraject, maar in dit beroep is alleen het verleende incidenteel verlof aan de orde. 

Het standpunt van verweerder dat klager geen belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het beroep, omdat de uitvaart inmiddels heeft plaatsgevonden, leidt in zaken als deze – volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie – niet tot niet-ontvankelijkheid van klager in zijn beroep.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. Aan klager was eerder op 26 juli 2022 en op 23 december 2022 incidenteel verlof onder begeleiding toegekend om zijn oma te bezoeken. Andere (onbegeleide) vrijheden had hij nog niet genoten. Over de aanwezige risico’s was bekend dat er, op grond van het reclasseringsadvies van 18 augustus 2022, een gemiddeld risico bestond op geweldsrecidive. De Risicoscreener Geweld (vastgesteld op 5 januari 2023) liet zien dat er matige zorgen waren voor toekomstig geweld na afloop van klagers detentie. 

Bij de bestreden beslissing heeft verweerder verder de positieve adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en van de vrijhedencommissie/de directeur van de Penitentiaire Inrichting Dordrecht betrokken. Het OM vroeg om rekening te houden met de wensen van de nabestaande van het door klager gepleegde delict. Via het Informatiepunt Detentieverloop liet de nabestaande weten een contactverbod te willen en een locatieverbod voor Rotterdam, Sint Maartensdijk en Bergen op Zoom. In deze laatstgenoemde plaats is echter ook het crematorium gevestigd. De vrijhedencommissie heeft daarom voor Bergen op Zoom een locatiegebod geadviseerd, onder toepassing van elektronische controle. Dit hield in dat klager vanuit de inrichting rechtstreeks naar het crematorium moest afreizen en na afloop van de uitvaart direct moest terugkeren.

Klager is het niet eens met de voorwaarden waaronder het incidenteel verlof is verleend. De beroepscommissie is echter van oordeel dat verweerder het contactverbod en het locatiegebod in redelijkheid aan het incidenteel verlof heeft kunnen verbinden. Er waren enige risico’s aanwezig, klager had nog niet eerder onbegeleide verloven genoten en er zijn niet meer bijzondere voorwaarden gesteld dan nodig waren om zijn gedrag tijdens het incidenteel verlof te monitoren. Hierbij is rekening gehouden met de belangen van de nabestaande van het door klager gepleegde delict, op de wijze zoals hierboven genoemd. 

Ondanks dat klager ten tijde van de bestreden beslissing niet meer voor deze specifieke veroordeling was gedetineerd en zijn straf had uitgezeten, heeft verweerder de belangen van de nabestaande kunnen en mogen meewegen. De veroordeling van klager in hoger beroep was ten tijde van de bestreden beslissing pas enkele weken geleden en het einde van zijn voorlopige hechtenis in dat kader (in hoger beroep werd hem een veel lagere gevangenisstraf opgelegd dan in eerste aanleg) was pas tien dagen geleden. De belangen van de nabestaande waren, tegen deze achtergrond, dus nog relevant in het kader van klagers tijdelijke verblijf buiten de inrichting.

De beslissing van verweerder om bij het verlenen van incidenteel verlof een contactverbod en een locatiegebod te stellen kan, gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 26 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven