Nummer 22/28245/GM
Betreft [klager]
Datum 25 juli 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat zijn medicatie (tramadol) zonder overleg is stopgezet.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 2 juni 2023.
Eén van de leden van de beroepscommissie, drs. P.J.M. van Puffelen, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat ter zitting is besproken, zoals de voorzitter ter zitting heeft uitgelegd. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager kreeg sinds 2021 tramadol voorgeschreven voor zijn rug/herniaklachten. De medicatie is stopgezet zonder dat de inrichtingsarts dit met klager heeft besproken. Pas nadat klager daarom had verzocht, is de medicatie herstart. Volgens klager is dit een structureel probleem in de inrichting en zijn de gemaakte excuses ontoereikend.
Standpunt van de inrichtingsarts
De medicatie werd voor een bepaalde tijd voorgeschreven en telkens herhaald. Er zijn verschillende huisartsen in de inrichting werkzaam en één van hen heeft besloten geen recept meer uit te schrijven zonder dit te overleggen en het vervolgbeleid met klager te bespreken. Hierdoor duurde het even voordat de medicatie weer is herstart. Daarvoor zijn excuses aangeboden.
3. De beoordeling
Klager heeft – onweersproken – gesteld dat de verstrekking van tramadol is stopgezet, terwijl hij deze medicatie al een lange tijd in verband met zijn rugklachten kreeg voorgeschreven. Erkend is dat de inrichtingsarts het stopzetten van tramadol met klager had moeten bespreken en dat dit ten onrechte niet is gebeurd. Onduidelijk is wat de reden hiervoor is geweest. Daarnaast heeft het enige tijd geduurd voordat de medicatie weer is opgestart. De beroepscommissie is van oordeel dat het bewaren van de continuïteit van zorg en het voeren van overleg daarover met de patiënt, van groot belang zijn. Hoewel de inrichtingsarts een zelfstandige afweging kan maken over het te volgen medicatiebeleid, is het stopzetten van de medicatie zonder de reden daarvan en het vervolgbeleid met klager te communiceren, onzorgvuldig te noemen.
Daarom moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25, .
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.
Deze uitspraak is op 25 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter