Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30034/GM, 24 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30034/GM

    

Betreft [klager]

Datum 24 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over het uitblijven van een adequate behandeling en doorverwijzing naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto van zijn hand.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klagers raadsman en […], hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 2 juni 2023.

Volgens telefonische mededeling vanuit de PI Nieuwegein heeft klager afstand gedaan om ter zitting te verschijnen.

Eén van de leden van de beroepscommissie, drs. P.J.M. van Puffelen, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en wat ter zitting is besproken, zoals de voorzitter ter zitting heeft uitgelegd. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 29 juli 2022 is klager onderzocht vanwege hevige pijn aan zijn rechtervuist. Klager is gezien door een verpleegkundige en de huisarts waarbij dubieuze asdrukpijn werd geconstateerd, die typisch is voor een breuk. Gelet hierop had het in de rede gelegen om een scan [de beroepscommissie begrijpt: een röntgenfoto] van klagers hand te maken. Maar pas op 23 augustus 2022 is vastgesteld dat de hand van klager was gebroken. Het feit dat klager in de tussentijd meerdere malen is gezien door de huisarts wil nog niet zeggen dat hij in de inrichting voldoende zorg heeft ontvangen. Klager heeft ruim drie weken onnodig rondgelopen met een gebroken rechterhand. Een adequate behandeling is uitgebleven met alle risico’s van dien. Ook is niet met klager besproken hoe er gehandeld zou worden als zijn klachten aanhielden. Omdat zo’n afspraak niet is gemaakt en dus ook niet in het dossier staat vermeld, is klager vervolgens ook niet terugverwezen naar de huisarts toen zijn klachten voortduurden. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager is op 28 juli 2022 in de isoleercel gezien door een verpleegkundige in verband met klachten aan zijn hand. De verpleegkundige constateerde geen asdrukpijn, geen zwelling en klager kon een vuist maken en had kracht. Er was geen aanleiding om klager door te sturen naar de huisarts. Op 29 juli 2022 is klager opnieuw gezien in de isoleercel. Omdat er toen wel een verdikking, asdrukpijn en geen kracht was, werd klager ook gezien door de huisarts. De huisarts maakte de inschatting dat de drukpijn dubieus was en constateerde een kneuzing. In verband met aanhoudende klachten werd klager op 1 augustus 2022 nog een keer gezien door de huisarts. Dezelfde huisarts constateerde een zichtbare verbetering en stelde vast dat de zwelling was afgenomen. Klager kon zijn hand gebruiken en er was geen asdrukpijn meer. De flexie/extensie was intact. De huisarts bleef bij zijn conclusie dat er sprake was van een kneuzing. Een expectatief beleid waarbij de klachten in de gaten werden gehouden werd uitgezet. De dagen daarna is klagers hand gecontroleerd. Het beeld paste bij een kneuzing en klager gaf niet elke dag aan klachten te hebben.

Bij zijn medische intake in de PI Nieuwegein op 9 augustus 2022 heeft klager de klachten aan zijn hand niet gemeld. Pas op 15 augustus 2022 heeft klager opnieuw polsklachten gemeld. Na een onderzoek was er geen aanleiding om actie te ondernemen. Vanaf 19 augustus 2022 gaf klager aan dat zijn hand dikker werd en dat zijn klachten weer toenamen. Klager is toen naar het ziekenhuis gestuurd, waar een fractuur werd geconstateerd. Klager kreeg voor twee weken een spalk.

Ter zitting heeft het hoofd zorg nader toegelicht dat achteraf gezien moet worden erkend dat klagers klachten beter hadden moeten worden aangepakt en dat eerder actie had moeten worden ondernomen door klager door te verwijzen. Door klagers overplaatsing was het niet meer mogelijk om dit nog met hem te bespreken. 

 

3. De beoordeling

Waartegen is het beroep gericht?

Volgens het namens klager ingediende beroepschrift is het beroep gericht tegen een beslissing van de medisch adviseur van 18 oktober 2022. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.

In de aantekeningen in het medisch dossier valt te lezen dat klager op 28 juli 2022 na een vechtpartij in de isoleercel is geplaatst. Klager had pijn aan zijn hand en is toen gezien door een verpleegkundige, die geen asdrukpijn of een zwelling constateerde. Op 29 juli 2022 is klager opnieuw gezien door de verpleegkundige en toen bleek wel sprake te zijn van asdrukpijn. De arts, die klager vervolgens ook heeft onderzocht, constateerde een zwelling en dubieuze asdrukpijn. De arts concludeerde dat er sprake was van een kneuzing en heeft vervolgens besloten af te wachten hoe het herstel zou verlopen. Op 1 augustus 2022 heeft de arts klagers hand opnieuw gecontroleerd. Een zwelling was zichtbaar maar er werd geen asdrukpijn meer geconstateerd. Het gewricht was wel ietwat drukpijnlijk. In de dagen daarna, tot aan zijn overplaatsing op 9 augustus 2022 naar een andere inrichting, is klager bijna dagelijks door de verpleegkundige gezien en bleef hij klachten aangeven, zoals blijkt uit de aantekeningen in het medisch dossier bij 4 en 8 augustus 2022. Er werd nog steeds uitgegaan van een kneuzing.

De beroepscommissie is met de medisch adviseur van oordeel dat door de inrichtingsarts een verkeerde inschatting van de gepresenteerde klachten is gemaakt. De asdrukpijn, die een sterke aanwijzing is voor de aanwezigheid van een botbreuk, had aanleiding moeten vormen voor de inrichtingsarts om klager door te sturen naar het ziekenhuis voor het maken van een röntgenfoto. Door dit na te laten is de inrichtingsarts tekortgeschoten in het verlenen van adequate medische zorg. Pas na zijn overplaatsing naar de PI Nieuwegein is klager naar het ziekenhuis gestuurd waar een fractuur werd vastgesteld. Klager heeft hierdoor onnodig lang klachten ondervonden.

Het handelen van de inrichtingsarts moet daarom worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 24 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven