Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32864/TA, 13 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:13-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32864/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 13 juli 2023

 

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het op een aantal data niet doorgaan van gebedsdiensten vanwege afwezigheid van de aan de instelling verbonden imam.

De beklagcommissie bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug heeft op 9 februari 2023 het beklag ongegrond verklaard (VE-2022-155 en 156). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. N. Hannaart, en […], juridisch adviseur bij de instelling, gehoord op de zitting van 7 juni 2023 in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De uitspraak van de beklagcommissie is oneerlijk en onjuist, omdat de geloofsovertuiging niet serieus wordt genomen. Het kan zijn dat, zoals de instelling in beklag zegt, de imam zelf vervanging regelt, maar het hoofd van de instelling is wel degelijk verantwoordelijk voor vervanging van de imam op de data waarop deze niet aanwezig is. Klager verwijst naar uitspraak 12/3402/TA en 12/3445/TA, waarin staat dat het de taak van de inrichting en niet van de geestelijk verzorger is om zorg te dragen voor vervanging bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Het klopt niet dat er meerdere imams in de instelling zijn. Klager heeft altijd dezelfde imam gezien. Als er meerdere imams zijn, waarom zijn de gebedsdiensten en persoonlijke gesprekken dan niet doorgegaan?

Verder klopt het oordeel van de beklagcommissie niet dat wat betreft de vakantie van de imam voldoende uitvoering aan de zorgplicht is gegeven. Er was namelijk maar voor twee dagen een vervanger geregeld. In alle tbs-instellingen, ook in Veldzicht, vindt éénmaal per week op de maandag een individueel gesprek met de imam plaats en wordt elke vrijdag een gebedsdienst door de imam gehouden. Klager heeft er tijdens de beklagzitting op gewezen dat van begin november 2022 tot half december 2022 en ook op 3 juni 2022 er geen vrijdagsgebedsdiensten waren. De zorgplicht is daarom niet nageleefd. Ook recent is voor de periode van 15 mei tot en met 8 juni 2023 alleen maar voor 26 mei 2023 vervanging van de imam geregeld. Het gaat om in totaal twaalf gemiste gebedsdiensten, maar ook twaalf gemiste individuele gesprekken.

Het is opmerkelijk dat de instelling in beklag geen verweerschrift heeft ingediend. De instelling heeft ter zitting van de beklagcommissie voor verwarring gezorgd door niet inhoudelijk op de kern van de klachten in te gaan. Er wordt niet gekeken naar rechten en plichten en men heeft geen besef van fouten die worden gemaakt. Gesteld is tijdens de beklagzitting dat er wellicht in de periode november en december 2022 sprake was van ziekte bij de imams, maar dat is ongeloofwaardig, want dan zou er gedurende twaalf weken sprake zijn van ziekte en bij meerdere imams. De instelling doet niet aan waarheidsvinding. Dit blijkt ook uit het feit dat men hem vanwege het indienen van klachten onder curatele heeft willen laten stellen, waar de rechtbank niet toe overgegaan is, en ook uit het feit dat klager volgens de psychiaters van de instelling psychotisch zou zijn terwijl dat volgens twee onafhankelijke psychiaters niet zo is.

Er is met betrekking tot de vervanging van de imam sprake van een structureel probleem waar klager de dupe van is. Het gaat om een vrij lange periode waarin het probleem niet wordt opgelost. Zijn beklag moet daarom alsnog gegrond worden verklaard en hem moet een tegemoetkoming worden toegekend. Klager acht een bedrag van €12,50 per gemist vrijdaggebed en per gemist individueel gesprek met de imam redelijk. Het toekennen van een vast bedrag acht klager gelet op het niet naleven van de zorgplicht volstrekt onvoldoende.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

In de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is het recht op het vrij belijden van de godsdienst neergelegd met de daaraan gekoppelde plicht voor het hoofd van de instelling om zorg te dragen voor voldoende beschikbaarheid van geestelijke verzorging. De instelling heeft geestelijke verzorgers voor zeven geloofs-/levensovertuigingen.

Normaal gesproken vindt in de instelling eenmaal per week op de vrijdag een gebedsdienst voor moslims plaats en kan op verzoek eenmaal per week op maandag een individueel gesprek met de imam plaatsvinden. Dit beleid staat niet in de huisregels, maar er wordt geprobeerd dit elke week te realiseren.

De instelling is voor vervanging van de geestelijk verzorgers aangewezen op de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV), een landelijke dienst van de DJI. De instelling kan niet buiten DJI om elders vervanging zoeken.

In de desbetreffende periode was sprake van een korte vakantie van de imam van een week of twee in de zomer en ziekte van de imam in november/december 2022. De instelling heeft meerdere keren bij DJI gemeld in die periodes niet over een imam te beschikken. In die periodes is het soms wel, maar soms ook niet gelukt om vervanging te verkrijgen. Voor de in klagers klachten genoemde vier data van afwezigheid van de imam is het tweemaal gelukt om vervanging te regelen en tweemaal niet. Tijdens de beklagzitting heeft klager daar data aan toegevoegd. Vanwege miscommunicatie was geen verweer gevoerd. Het is niet gelukt om voor drie weken afwezigheid van de imam vervanging via de DJI-pool te verkrijgen. In de zomerperiode betreft dit een structureel probleem waar ook de andere tbs-instellingen mee te kampen hebben. Instellingen zijn voor vervanging van geestelijke verzorgers aangewezen op een DJI-pool. Deze pool moet uitgebreid worden, zeker qua imams. 

Ook voor de door klager in beroep genoemde periode van 15 mei tot en met 8 juni 2023 is gemeld dat geen imam beschikbaar was, maar was vanuit de DJI-pool alleen voor 26 mei 2023 een vervanger beschikbaar.

Voor het geval de beroepscommissie het beklag gegrond verklaart en een tegemoetkoming wil toe kennen, wordt verzocht een eenmalig bedrag vast te stellen, zoals de beroepscommissie ook in de door klager genoemde uitspraak 12/3402/TA en 12/3445/TA heeft gedaan.

 

3. De beoordeling

 

Wet- en regelgeving en jurisprudentie

In artikel 40, eerste lid, van de Bvt, is bepaald dat de verpleegde het recht heeft zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven.

Op grond van het tweede lid van dit artikel draagt het hoofd van de instelling zorg dat in de instelling voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de verpleegden, beschikbaar is.

Volgens het derde lid van dit artikel onder a en c stelt het hoofd van de instelling de verpleegde in de gelegenheid op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijke verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die aan de instelling is verbonden (a), en de in de instelling te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen, tenzij het hoofd van de instelling dit verbiedt in verband met de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling (b).

Krachtens artikel 37 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) zijn aan een instelling geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.

Gelet op deze wet- en regelgeving dient een imam aan de instelling te zijn verbonden, die op bepaalde tijden in de instelling aanwezig is, opdat verpleegden hun recht op het vrij belijden van hun godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, kunnen uitoefenen.

Voldoende aannemelijk is geworden dat in de instelling het, overigens niet in de huisregels neergelegde, beleid geldt dat elke week op maandag op afspraak individuele gesprekken met de imam kunnen worden gevoerd en op vrijdag een gebedsdienst van de imam plaatsvindt.

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie kan in het geval van het eenmalig (in een maand) niet doorgaan van de moskeedienst wegens afwezigheid van imam niet worden gesproken van het niet betrachten van de zorgplicht en van schending van het recht op het vrij beleven van de godsdienst, in welk geval de verpleegde niet in zijn beklag kan worden ontvangen (vlg. RSJ 17 april 2014, 14/0118/TA).

In het geval gedurende een aantal aaneensluitende weken geen imam aanwezig is en voor deze aan de instelling verbonden geestelijke verzorger geen vervanger is geregeld, is wel sprake van het niet betrachten van de zorgplicht met schending van het recht op het vrij belijden van de godsdienst als gevolg, waardoor een verpleegde wel in het beklag kan worden ontvangen en het beklag gegrond is (vlg. RSJ 29 juni 2012, 12/0670/TA en RSJ 18 maart 2013, 12/3402/A en 12/3446/TA).

 

In beroep aan de orde zijnde data

De door klager ter zitting van de beroepscommissie naar voren gebrachte periode mei-juni 2023 kan niet bij de beoordeling van het beklag worden meegenomen, nu de beklagcommissie op 9 februari 2023 uitspraak heeft gedaan.

Gelet op de stukken en het behandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat niet alleen op de door de beklagcommissie op basis van de klaagschriften beoordeelde data (vrijdagen 27 mei 2022, 10 juni 2022, 29 juli 2022 en 12 augustus 2022) geen gebedsdienst heeft kunnen plaatsvinden, omdat de aan de instelling verbonden imam afwezig was en geen vervanger vanuit de DJI-pool beschikbaar was.

Klager heeft in beklag ook naar voren gebracht dat de imam afwezig was van begin november 2022 tot half december 2022, waarin - volgens verklaring namens het hoofd van de instelling ter zitting van de beroepscommissie - geen vervanger vanuit de DJI-pool beschikbaar was en geen gebedsdiensten en individuele gesprekken met de imam hebben kunnen plaatsvinden. Door de beklagcommissie is niet geoordeeld over deze laatste periode.

In beroep is onduidelijk gebleven op welke data de imam afwezig is geweest en geen vervanging heeft plaatsgevonden en wat daarvan het gevolg was voor klager. Klager heeft in zijn klaagschriften en hetgeen hij in beroep schriftelijk naar voren heeft gebracht steeds gesproken van het niet doorgaan van gebedsdiensten in de periode die in beklag aan de orde was. Daarbij heeft hij verklaard dat op 3 juni 2022 wel vervanging was geregeld, maar ook dat dat op die datum niet zo was. Ter zitting van de beroepscommissie heeft hij verklaard dat hij niet alleen twaalf gebedsdiensten, maar ook twaalf individuele gesprekken heeft moeten missen omdat geen vervanging van de imam was geregeld. Namens het hoofd van de instelling is naar voren gebracht dat in de periode mei 2022 tot en met augustus 2022 het vier keer niet is gelukt vervanging te regelen en in de periode november-december 2022, naar de beroepscommissie begrijpt, gedurende drie weken.

 

Conclusie

De beroepscommissie stelt gelet op voorgaande als onbetwist vast dat in de periode van mei 2022 tot en met augustus 2022 in ieder geval in elke maand telkens één keer geen vervanger is geregeld voor de afwezige imam, waardoor op de vrijdagen 27 mei 2022, 10 juni 2022, 29 juli 2022 en 12 augustus 2022 geen gebedsdiensten van een imam zijn gehouden. Niet is in beklag aan de orde geweest dat klager in die periode in het geheel niet aan gebedsdiensten heeft kunnen deelnemen en geen individuele gesprekken met een imam heeft kunnen voeren. Onder deze omstandigheden kan niet worden gesproken van het niet betrachten van de zorgplicht door het hoofd van de instelling en schending van klagers recht op het vrij belijden van zijn godsdienst. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag over de periode van mei tot en met augustus 2022.

De beroepscommissie acht verder in het licht van de ter zitting door klager en namens het hoofd van de instelling gedane verklaringen voldoende aannemelijk geworden dat klager in de periode november-december 2022 gedurende een aantal aaneengesloten weken niet heeft kunnen deelnemen aan gebedsdiensten van en individuele gesprekken met de imam, nu deze toen afwezig was en vanuit de DJI-pool geen vervanger beschikbaar was. Onder deze omstandigheden is sprake van het door het hoofd van de instelling niet betrachten van de zorgplicht waardoor klagers recht op het vrij belijden van zijn godsdienst in die periode is geschonden. De omstandigheid dat de instelling voor vervanging van de imam afhankelijk is van een DJI-pool van vervangers en deze pool kennelijk te klein is wat betreft imams, kan niet tot een ander oordeel leiden. Gesteld noch gebleken is dat is geprobeerd vervanging door een imam van een andere instelling te regelen teneinde te voorkomen dat klager gedurende een langere aaneengesloten periode geen persoonlijk contact met een imam kon hebben. Klager kan daarom in dit beklag worden ontvangen en het beklag zal in zoverre gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de schending van klagers recht niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €40,-.

 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag betreffende de periode mei tot en met augustus 2022.

 

De beroepscommissie verklaart klager ontvankelijk in het beklag betreffende de periode november-december 2022 en verklaart dit beklag gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

 

 

Deze uitspraak is op 13 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. D.W.J. Vinkes en drs. W.M. van der Vlist leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven