Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30803/GA, 1 augustus 2023, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          22/30803/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 1 augustus 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

De directeur heeft op 15 juni 2022 het verzoek van [klager] (hierna: klager) om een reeks van elf kortdurend re-integratieverloven afgewezen.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij het JC Zaanstad heeft op 7 december 2022 het beklag gegrond verklaard (ZS-ZO-2022-347). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagcommissie is voorbijgegaan aan de eigen verantwoordelijkheid van klager. Het ligt op de weg van klager om te bedenken hoeveel kortdurende re-integratieverloven hij nodig heeft om zijn re-integratiedoel te bereiken en dit in zijn verzoek te motiveren (met ondersteuning van de casemanager). Klager heeft in samenspraak met de casemanager een nieuw verzoek om verlof ingediend, waar de directeur welwillend tegenover stond. Er is bovendien adequaat gehandeld toen bleek dat zich veranderingen voordeden in de einddatum van klagers detentie. 

Nu klagers verzoek is gericht op een reeks van elf kortdurende re-integratieverloven en uit zijn verzoek op geen enkele wijze is gebleken waarom er elf verloven nodig zijn om dit doel te behalen, is het verzoek in redelijkheid en billijkheid afgewezen. De directeur heeft op klagers verzoek beslist zoals door hem is ingediend.

 

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

3. De beoordeling

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

De beklagcommissie heeft klagers klacht gegrond verklaard, omdat zij het niet redelijk acht dat de directeur niet over is gegaan tot de toekenning van enkele verlofmomenten. De bestreden beslissing bevat slechts een afwijzing van klagers verzoek, omdat elf verloven niet proportioneel zouden zijn.

De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken. Als een gedetineerde op grond van eenzelfde re-integratiedoel vaker voor het verlenen van (kortdurend) re-integratieverlof in aanmerking komt, dan kan dit eventueel met behulp van een verlofschema worden geïllustreerd (Stcrt. 2021, 28357). Het voorgaande is ook van betekenis bij de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van een verzoek om re-integratieverlof.

De beroepscommissie is evenals de beklagcommissie van oordeel dat de directeur in de bestreden beslissing niet slechts de verzochte elf kortdurende re-integratieverloven kon afwijzen. Nu klager een verlofplan bij de directeur heeft ingediend en de selectiefunctionaris in het advies van 13 juni 2022 positief heeft geadviseerd om klager in het kader van dit specifieke re-integratiedoel verlof toe te staan, had het op de weg van de directeur gelegen om ook te beoordelen of aan klager wel één of een aantal kortdurende re-integratieverloven konden worden verleend. Dat geldt zeker nu de selectiefunctionaris op 30 maart 2022 bij de positieve beslissing op klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof aan klager heeft geadviseerd om in samenspraak met de directeur een verlofschema op te stellen en vast te laten leggen in het D&R-plan.

Gelet op het voorgaande kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Deze uitspraak is op 1 augustus 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven