Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26860/GA, 6 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/26860/GA

    

           

Betreft klager

Datum 6 september 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het nalatig handelen van de casemanager/de directeur, waardoor klager te lang in een huis van bewaring (HVB) heeft verbleven.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 7 maart 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (AE 2021/1090). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. N. El Farougui, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager had verzocht om een tegemoetkoming toe te kennen van €150,-, maar de beklagcommissie heeft zonder motivering een veel lagere tegemoetkoming toegekend. De hoogte van de tegemoetkoming dient te worden vastgesteld aan de hand van door de beroepscommissie vastgestelde standaardbedragen, zoals genoemd onder ‘verkeerde inrichting verkeerd regime’. Hoewel deze bedragen worden toegekend in het kader van beslissingen van de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister), ligt het in de rede deze bedragen ook in dit geval toe te passen.

Het HVB beschikt slechts over een basisprogramma, dus met minder interne vrijheden en activiteiten dan in het plusprogramma dat in een gevangenisregime wordt aangeboden. Klager heeft (in ieder geval) van 7 september 2021 tot en met 1 november 2021 onterecht in een HVB verbleven. Hij verzoekt daarom om hem een tegemoetkoming toe te kennen van €150 (twee maanden x €75,-).

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling

In het kader van dit beroep is alleen de hoogte van de door de beklagrechter toegekende tegemoetkoming aan de orde. De beklagrechter heeft, kortgezegd, geconcludeerd dat de directeur, op het moment dat de aan klager opgelegde gevangenisstraf onherroepelijk werd, heeft nagelaten om de procedure op te starten die ertoe dient te leiden dat de Minister beslist tot overplaatsing van klager naar een gevangenisregime.

De toegekende tegemoetkoming is bedoeld voor het eventuele ongemak dat klager heeft ondervonden vanwege dit nalatige handelen van de casemanager, en in beginsel niet vanwege het te lang verblijven in een verkeerd regime. Alleen als duidelijk is dat het (uitsluitend) aan het nalatige handelen van de casemanager te wijten is dat klager voor een bepaalde periode ten onrechte niet in een gevangenisregime heeft verbleven (dat wil doorgaans zeggen: langer dan de maximale periode van acht weken in het arrestantenregime), kan aanleiding bestaan om aansluiting te zoeken bij de standaardbedragen die de beroepscommissie hanteert in het kader van beroepen tegen (over)plaatsingsbeslissingen (zie bijvoorbeeld RSJ 22 augustus 2022, R-20/8609/GA).

De beroepscommissie leidt uit het dossier af dat klager van 17 augustus 2021 tot 1 november 2021 in het HVB van de PI Alphen heeft verbleven. De vraag of klager naar een gevangenisregime moest worden overgeplaatst, was niet direct beantwoord doordat sprake was van een buitenlands strafvonnis, waarbij kennelijk pas later bleek dat de tenuitvoerlegging daarvan aan de Nederlandse justitiële autoriteiten moest worden overgedragen. Naar het oordeel van de beroepscommissie had dit echter niet ertoe moeten leiden dat het maximale verblijf van acht weken in een arrestantenregime werd overschreden. Klager is op 1 november 2021 overgeplaatst, maar dit is dus in ieder geval 20 dagen te laat gebeurd. Dit kan in dit geval worden geweten aan het nalatig handelen van de casemanager.

De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat aan klager een hogere tegemoetkoming moet worden toegekend dan de beklagrechter heeft gedaan. Zij zal daarom het beroep gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

 

Deze uitspraak is op 6 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven