Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30860/GA, 4 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30860/GA           

                                   

Betreft [Klager]

Datum 4 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepsrechter van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft – naar de beroepsrechter begrijpt – beklag ingesteld tegen het niet kunnen bellen op 21 september 2022.

 

De beklagrechter van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft, zo leidt de beroepsrechter uit het navolgende af, niet op deze klacht beslist. 

 

Op 7 maart 2023 heeft mr. T.S. van der Horst zich als raadsman in deze zaak gesteld. Op 16 maart 2023 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken met klagers raadsman gedeeld.

 

2. De beoordeling

Strekking beklag

Op 17 november 2022 heeft de beklagrechter van de PI Krimpen aan den IJssel uitspraak gedaan op klagers beklag inzake het niet kunnen bellen met zijn raadsman op 24 september 2022. Het beklag is ongegrond verklaard (IJ-2022-1472). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Op 12 december 2022 heeft het secretariaat van de RSJ een e-mail van de commissie van toezicht ontvangen met een beklagformulier van klager dat dateert van 30 november 2022. In deze e-mail wordt verzocht om het beklagformulier aan te merken als beroepschrift gericht tegen de uitspraak van de beklagrechter van 17 november 2022. De beroepsrechter merkt op dat klager in het beklagformulier ingaat op het niet kunnen bellen en als datum van het gebeurde ‘21 september 2022’ heeft vermeld, terwijl de uitspraak van de beklagrechter ziet op het niet kunnen bellen met zijn raadsman op 24 september 2022. Om vast te kunnen stellen of klager met het beklagformulier van 30 november 2022 heeft beoogd om beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagrechter van 17 november 2022, is klager bij brief van 17 januari 2023 verzocht om binnen een daarvoor gegeven termijn schriftelijk te laten weten of hij beoogd heeft om beroep in te stellen. Klager heeft daar niet op gereageerd.

 

Gelet op al het voorgaande is het de beroepsrechter niet gebleken dat klager met het voornoemde beklagformulier heeft beoogd om beroep in te stellen tegen de uitspraak van de beklagrechter van 17 november 2022. Naar het oordeel van de beroepsrechter komt het beklagformulier in beginsel dan ook in aanmerking voor behandeling door de beklagcommissie, maar gelet op het navolgende doet de beroepsrechter het beklag om proceseconomische redenen zelf af.

 

Ontvankelijkheid van klager in beklag

Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wordt het klaagschrift uiterlijk ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

 

De beroepsrechter constateert dat het beklagformulier – gericht tegen het niet kunnen bellen waarbij als datum van het gebeurde ‘21 september 2022’ wordt vermeld – van 30 november 2022 dateert. Gelet hierop is niet voldaan aan het bepaalde van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw. Gesteld noch gebleken is dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. De beroepsrechter zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

 

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.

 

Deze uitspraak is op 4 juli 2023 gedaan door mr. M. Iedema, beroepsrechter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven