Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33898/GB, 5 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33898/GB

      

Betreft [klager]

Datum 5 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 16 mei 2023 afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is volledig arbeidsongeschikt, maar dat betekent niet dat hij geen invulling kan geven aan een dagbesteding. Hij is werkzaam in detentie. Hij verricht werkzaamheden in zijn cel, zoals het plaatsen van plaatjes op een schroef. Klager heeft dagbesteding geregeld bij de firma […] in [plaatsnaam] waar hij aan een tafel kabels zou kunnen sorteren. Klager beschikt over een uitkering, dus hij heeft tijdens een PP beschikking over een vast inkomen. Ook heeft hij een verblijfsadres.

 

Het is irrelevant dat klager na zijn detentie zijn leven in Spanje weer zou oppakken. Een mogelijke terugkeer naar Spanje kan immers pas plaatsvinden na zijn PP. Er is inmiddels ook al een beslissing over klagers voorwaardelijke invrijheidstelling genomen, waarbij geen enkele beperkende voorwaarde ten aanzien van zijn verblijfslocatie is opgenomen.

 

Klager verzoekt om het beroep gegrond te verklaren, de beslissing te vernietigen en te beslissen dat klager alsnog mag deelnemen aan het PP.

 

Standpunt van verweerder

Klager is arbeidsongeschikt en kan/wil niet werken in de inrichting, dus hij kan niet voldoen aan de 26 verplichte programmatische uren. Hij heeft ook geen re-integratiedoelen op werk en inkomen en huisvesting in Nederland. De vrijhedencommissie adviseert negatief, omdat klager niet deelneemt aan het arbeidsproces vanwege zijn arbeidsongeschiktheid.

 

De risicoscreener wijst op weinig tot geen zorgen ten aanzien van toekomstig geweld buiten de inrichting. De reclassering schat het risico op recidive, letselschade en onttrekking in als laag. Nu klager niet beschikt over een goedgekeurde invulling van de programmatische uren, voldoet hij echter niet aan de voorwaarden voor deelname aan een PP.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 9 november 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek, wegens het overtreden van de Opiumwet. De datum van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling is momenteel bepaald op 9 juli 2023.

 

De wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komt een gedetineerde in aanmerking voor deelname aan een PP, indien:

-    aan hem een (combinatie van) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf(fen) van (in totaal) minstens zes maanden en hoogstens een jaar is opgelegd;

-    hij nog hoogstens een zesde deel van zijn vrijheidsstraf(fen) moet ondergaan;

-    hij een strafrestant heeft van minimaal vier weken;

-    hij een aanvaardbaar verblijfadres heeft;

-    hij zich bereid heeft verklaard om zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

 

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde goed gedrag heeft laten zien;

-    de mogelijkheid om eventuele risico’s die aan de vrijheden zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen;

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

 

Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Pm omvat een PP minimaal 26 uur per week aan activiteiten. Volgens het tweede lid zijn de activiteiten gericht op het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden, het vergroten van de kans op arbeid na invrijheidstelling, het bieden van onderwijs, het bieden van bijzondere zorg aan de deelnemer zoals ambulante verslavingszorg of ambulante geestelijke gezondheidszorg, of geven op andere wijze invulling aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij.

 

De bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot deelname aan een PP afgewezen, omdat klager arbeidsongeschikt is, hij niet werkt in de inrichting en hij na zijn detentie naar Spanje zal terugkeren.

 

De overwegingen van de beroepscommissie

De inrichting heeft negatief geadviseerd over deelname aan een PP, omdat klager niet zou kunnen voldoen aan 26 uur dagbesteding. Uit de stukken volgt dat klager arbeidsongeschikt is. Hij heeft een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO uitkering). Klager heeft een arbeidsongeschiktheidsstatus in de inrichting. Volgens het selectieadvies is arbeidsstructuur vanwege klagers medische toestand niet mogelijk. Uit de stukken volgt dat klager vanwege zijn rollator niet naar de arbeid kan. Hij verricht wel sinds april 2023 celarbeid.

 

De beroepscommissie stelt voorop dat arbeidsongeschikte gedetineerden  niet zijn uitgesloten van deelname aan een PP (vergelijk RSJ 11 maart 2022, 21/24116/GB, en RSJ 27 maart 2023, 22/20546/GB). Een PP kan volgens artikel 5, eerste lid, van de Pm immers ook worden ingevuld door bijvoorbeeld het volgen van onderwijs of deelname aan een zorgtraject. De door klager aangedragen dagbesteding bestaat uit 26 uur vrijwilligerswerk, waarbij hij (zo begrijpt de beroepscommissie) zittend aan een tafel kabels kan sorteren. De beroepscommissie is van oordeel dat verweerder had moeten motiveren waarom de door klager aangedragen werkplek geen geschikte dagbesteding voor hem is.

 

Verder stelt verweerder dat er geen sprake is van re-integratiedoelen op werk, inkomen en huisvesting in Nederland, omdat klager na zijn detentie terug zal gaan naar Spanje. Het PP biedt een voorwaardelijk kader om gedetineerden geleidelijk voor te bereiden op hun terugkeer in de maatschappij (Stb. 2021, 251). Dat klager na zijn detentie – naar alle waarschijnlijkheid – zal terugkeren naar Spanje, betekent niet dat hij in het geheel geen profijt kan hebben bij vrijheden in Nederland in het kader van een (geleidelijke) terugkeer in de maatschappij van Spanje (RSJ 30 mei 2022, 22/25305/GB). Door middel van een deelname aan een PP kan klager wennen aan vrijheden binnen de kaders en het toezicht van het PP.

 

Voorts overweegt de beroepscommissie dat klagers gedrag gedurende zijn detentie goed is en de risico’s als laag worden ingeschat.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Aangezien een PP ministens vier weken moet zijn en klager op 9 juli 2023 in vrijheid zal worden gesteld, zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van €200,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €200.

 

Deze uitspraak is op 5 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven