Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31939/GB, 5 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/31939/GB

 

Betreft [klager]

Datum 5 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 30 januari 2023 afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. F.A. van Katwijk, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

Op 19 april 2023 is klager vanuit de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden overgeplaatst naar het HVB van de PI Lelystad. Aan klager is gevraagd of hij in deze gewijzigde situatie nog steeds wil worden overgeplaatst naar het HvB van de locatie Esserheem. Klagers raadsvrouw heeft te kennen gegeven dat klager nog steeds naar de locatie Esserheem of de locatie Norgerhaven wenst te worden overgeplaatst, en waarom dat het geval is.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager kan in de PI Leeuwarden weinig tot geen bezoek ontvangen, waaronder niet van zijn zesjarige zoontje. Zijn zoontje woont met zijn moeder en oma in Drenthe. De PI Leeuwarden is zeker een uur heen- en een uur terugrijden. Zij beschikken echter niet over een auto, en zijn dan dus afhankelijk van anderen. De (voor hen reële) reistijd met het openbaar vervoer is nog veel langer. Indien klager in de locatie Esserheem kan verblijven, is de reistijd slechts een half uur. Dit zal een positief effect hebben op het vader-zoon contact.

 

Uit artikel 38, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet volgt dat een gedetineerde minstens een uur per week recht heeft op het ontvangen van bezoek. Bovendien is in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinslevens neergelegd. De overheid heeft op basis van deze bepaling de verplichting om gezins- en familieleven mogelijk te maken. Hieronder valt ook dat klager het recht heeft om zijn zoontje te zien. Het is belangrijk dat de relatie tussen klager en zijn zoontje zo goed mogelijk in stand blijft en dat zijn zoontje zo min mogelijk schade ondervindt van het feit dat klager in detentie verblijft.

 

Verweerder stelt dat sprake is van een gevaar op collusie en/of wraakacties, nu medeverdachten in de locatie Norgerhaven verblijven. In dit kader wordt opgemerkt dat het collusiegevaar bij een medeverdachte reeds is komen te vervallen. Dezelfde uitkomst wordt verwacht van de pro forma-zitting van klager. Verder is door één verdachte gesproken over wraakacties. Deze verdachte verblijft echter niet in de locatie Norgerhaven of de locatie Esserheem. Als al sprake zou zijn van enig gevaar voor wraak, zal dit door overplaatsing naar de locatie Esserheem of de locatie Norgerhaven niet toenemen.

 

Klagers wens is door overplaatsing naar de PI Lelystad niet veranderd. De reistijd vanuit de woonplaats van klagers zoontje is met overplaatsing naar de PI Lelystad alleen maar toegenomen. De totale reistijd voor een bezoek is met de auto meer dan drie uur. Dat maakt dat klager zijn zoontje nog steeds niet heeft kunnen zien. Ook is het voor klager belangrijk om gedetineerd te zijn in de regio waar hij na zijn detentie naar terug zal keren. Dit is met het oog op het regelen van onder andere werk en huisvesting gemakkelijker.

 

Standpunt van verweerder

Klager is juist geplaatst, nu hij wordt vervolgd in het arrondissement Groningen. Het is inherent aan detentie dat (mogelijk) bezoekproblemen ontstaan. Daarnaast is onvoldoende onderbouwd dat het bezoek niet tot reizen in staat zou zijn. Klager is vrij om bezoek te ontvangen. Van strijd met artikel 8 van het EVRM is dan ook geen sprake.

 

Klager is nog voorlopig gehecht en op het voorgeleidingsformulier is aangegeven dat hij, vanwege collusiegevaar en gevaar voor wraakacties, niet overgeplaatst moet worden naar de locatie Norgerhaven, omdat daar medeverdachten verblijven. Klager heeft toen aangegeven naar de locatie Esserheem te willen worden overgeplaatst. De locatie Norgerhaven en de locatie Esserheem hebben echter dezelfde luchtplaats. Verweerder heeft contact opgenomen met de casemanager en niet kan worden uitgesloten dat gedetineerden elkaar treffen op de luchtplaats. Het is dan ook niet wenselijk dat klager wordt overgeplaatst naar de locatie Esserheem.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in het HVB van de PI Leeuwarden. Op dit moment verblijft hij in het HVB van de PI Lelystad. Hij wilde en wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de locatie Esserheem of de locatie Norgerhaven, omdat hij dan bezoek kan ontvangen van zijn familie, en in het bijzonder van zijn zoontje. Het verblijf van klager in de PI Lelystad leidt tot een nog langere reistijd.  

 

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Noord-Nederland. De locatie Esserheem ligt in dit arrondissement, terwijl de PI Lelystad, waar hij op dit moment verblijft, in een ander arrondissement ligt. Klagers verzoek vindt – bij de huidige stand van zaken – dus steun in de Regeling.

 

Gelet op de omstandigheid dat in de locatie Norgerhaven medegedetineerden verblijven met wie klager niet samen geplaatst kan worden, vanwege collusiegevaar en gevaar voor wraakacties, acht de beroepscommissie de beslissing om klager niet over te plaatsen naar de locatie Norgerhaven niet onredelijk en onbillijk. Dat op dit moment geen sprake (meer) zou zijn van collusiegevaar en gevaar voor wraakacties, zoals de raadsvrouw stelt, is onvoldoende onderbouwd.

 

Van enig belang dat zich tegen klagers overplaatsing naar de locatie Esserheem verzet, is echter niet gebleken. Het is de beroepscommissie bekend dat de locatie Norgerhaven en de locatie Esserheem op dusdanige afstand van elkaar gelegen zijn, dat het, in tegenstelling tot dat wat verweerder stelt, uitgesloten is dat klager en de medegedetineerden elkaar treffen op de luchtplaats.

 

Bij deze stand van zaken moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt (vergelijk RSJ 14 maart 2022, 21/22346/GB). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu de door klager aangevoerde bezoekproblematiek onvoldoende onderbouwd is, klager – voor zover bekend – niet verstoken is van bezoek en hij ten tijde van de bestreden beslissing nog wel in het juiste arrondissement verbleef.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 5 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven