Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0743/TR-I, 30 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:30-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/743/TR-I

betreft: [klager] datum: 30 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een vermeende beslissing van 25 februari 2008 en een beslissing van 19 maart 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
1.1 De Staatssecretaris heeft volgens klager bepaald dat hij pas vanaf de v.i.-datum en aansluitende aanvang van zijn tbs op 26 juni 2013 op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting wordt geplaatst.
1.2 De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot een eerdere plaatsing in een tbs-inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 27 november 2007 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel dat hij van overheidswege zal worden
verpleegd.
De datum van vervroegde invrijheidstelling van klager én aansluitende aanvang van zijn tbs is 26 juni 2013.
Bij brief van 25 februari 2008 heeft de Staatssecretaris klager meegedeeld dat bovengenoemde rechterlijke uitspraak op 12 december 2007 onherroepelijk is geworden, dat klager op of omstreeks 27 juni 2009 eenderde van zijn gevangenisstraf heeft
uitgezeten en vanaf die datum als Fokkenswachtende zal worden aangemerkt, dat de datum van ingang van zijn tbs ligt op 26 juni 2013, dat hij vanaf die datum zal worden aangemerkt als tbs-passant en dat hij gelet op het tekort aan plaatsen in forensisch
psychiatrische centra op een wachtlijst komt te staan.
Bij brief van 19 maart 2008 heeft de Staatssecretaris klager meegedeeld dat klagers verzoek van 2 maart 2008 tot eerdere plaatsing in een tbs-inrichting is ontvangen, maar dat daarvan geen sprake is, omdat de plaatsing krachtens artikel 42, eerste lid,
Penitentiaire maatregel (Pm) in beginsel geschiedt nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd en dit in klagers geval op of omstreeks 27 juni 2009 het geval is.
Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Rijnmond, locatie de IJssel, te Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Het bepalen van zijn wachtlijstdatum op de v.i.-datum is in strijd met de wet, zoals aangegeven in bijvoorbeeld uitspraak 06/2462/TR van de beroepscommissie.
Hij heeft verzocht om een eerdere plaatsing in een tbs-inrichting op grond van artikel 43, derde lid, sub b en c, Pm vanwege zijn psychische toestand en de verwachting dat deze zal verslechteren naarmate de tijd verstrijkt. De Staatssecretaris heeft
ten
onrechte aangegeven dat van vervroegde plaatsing geen sprake is omdat de eenderde termijn als bedoeld in artikel 42, eerste lid, Pm nog niet is verstreken. Bovendien is dit standpunt niet onderbouwd met een voorgeschreven advies van het Penitentiair
Selectie Centrum (PSC). Klager is door dit centrum nog niet onderzocht.
De Staatssecretaris geeft in haar reactie op het beroep aan dat vanuit de inrichting van verblijf geen signalen zijn ontvangen die een plaatsing in afwijking van artikel 42 Pm zouden kunnen rechtvaardigen, maar als het ministerie de moeite had genomen
om zelf contact met de inrichting op te nemen, dan had men kunnen vernemen dat klager een aantal maanden terug opnieuw een suïcidepoging heeft ondernomen vanwege onder meer steeds meer toenemende schuldgevoelens naar zijn slachtoffer, zijn kinderen,
zijn familie en zijn voormalige schoonfamilie. Klager voorziet dat zijn psychische toestand verder zal verslechteren als zijn detentiesituatie hetzelfde blijft.
In de inrichting mag klager alleen in een crisissituatie behandeld worden door de psycholoog. Deze mag ook geen advies over eerdere plaatsing in een tbs-inrichting geven, omdat dit de taak is van het PSC.
Klager verzoekt de beroepscommissie de Staatssecretaris op te dragen om klager na klinisch psychologisch onderzoek eerder te doen plaatsen in een tbs-inrichting voor de voor hem zo noodzakelijke behandeling dan wel hem te doen plaatsen in een p.i. met
een preklinische setting waarin men wel bevoegd is door midel van therapie meer stabiliteit in zijn psychische situatie te verwezenlijken.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De brief van 25 februari 2008 kan niet worden aangemerkt als een voor beroep vatbare beslissing, nu deze slechts informatie geeft over een aantal uit de rechterlijke uitspraak voortvloeiende data.
Indien anders wordt geoordeeld, geldt dat niet is gehandeld in strijd met artikel 42 Pm. Klager komt vanaf 27 juni 2009 in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs. Die datum bepaalt zijn plaats op de wachtlijst voor selectie en
plaatsing
in een tbs-inrichting. Dit laat onverlet dat de tbs eerst ingaat op het moment van de v.i.-datum.
Krachtens artikel 43, derde lid, sub b en c, Pm bestaat de mogelijkheid tot een eerdere plaatsing in een tbs-inrichting, indien er een noodzaak is tot een spoedige behandeling van de veroordeelde dan wel het verblijf in de p.i. leidt tot ernstige
gedragsproblemen. Vanuit de inrichting waar klager verblijft, zijn geen signalen ontvangen, die een plaatsing in afwijking van artikel 42 Pm zouden kunnen rechtvaardigen.

4. De beoordeling
Volgens klager heeft de Staatssecretaris in strijd met artikel 42 Pm bepaald dat klager pas vanaf de v.i.-datum en aansluitende aanvang van zijn tbs op 26 juni 2013 op de wachtlijst voor plaatsing in een tbs-inrichting wordt geplaatst.
Voorts heeft de Staatssecretaris volgens klager in strijd met artikel 43 Pm zijn verzoek om een eerdere plaatsing in een tbs-inrichting afgewezen zonder nader onderzoek te doen.
Nu een vermeende schending van een wettelijk recht volgens vaste jurisprudentie vatbaar is voor beroep, kan klager in zijn beroep worden ontvangen en dient de beroepscommissie te beoordelen of van schendingen als bedoeld sprake is.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is van een schending van artikel 42 Pm geen sprake. In de brief van 25 februari 2008 heeft de Staatssecretaris klager immers meegedeeld dat hij op de v.i.-datum als tbs-passant zal worden aangemerkt
- hetgeen op zichzelf juridisch juist is zolang geen sprake is van plaatsing in een tbs-inrichting vóór de v.i.-datum - en dat hij vanwege het capaciteitstekort op een wachtlijst komt te staan. Hoewel het gezien de formulering van die brief
begrijpelijk
is dat klager meent dat hij pas vanaf zijn v.i.-datum op een wachtlijst zal komen staan, kan uit de brief van 25 februari 2008 niet worden afgeleid dat de Staatssecretaris daartoe heeft besloten. De Staatssecretaris heeft ook expliciet in haar reactie
op het beroep aangegeven dat klager met ingang van 27 juni 2009 in aanmerking komt voor vervroegde tenuitvoerlegging van zijn tbs. Verwarring hieromtrent had de Staatssecretaris kunnen voorkomen door in de brief van 25 februari 2008 direct na de
mededeling van de datum van in aanmerking komen voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs op te nemen dat klager op die datum op de wachtlijst voor selectie voor en plaatsing in een tbs-inrichting wordt geplaatst.
Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Artikel 43, derde lid, onder b en c, Pm, bepaalt dat een tot gevangenisstraf veroordeelde die tevens tbs met verpleging van overheidswege is opgelegd op een eerder tijdstip dan nadat eenderde van de opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer is gelegd, kan
worden geplaatst in geval van noodzaak tot spoedige behandeling van de veroordeelde dan wel in geval het verblijf in een p.i. leidt tot ernstige gedragsproblemen van de veroordeelde.
Ingevolge artikel 28, tweede tot en met vierde lid, Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden van 15 augustus 2000, nr. 5042803/00/DJI, laatstelijk gewijzigd bij Regeling van 12 mei 2006, nr. 5413136/06/DJI, geschiedt plaatsing van
veroordeelden tot vrijheidsstraf en tbs-gestelden als bedoeld in artikel 13 Wetboek van Strafrecht in beginsel op het in artikel 42, eerste lid, Pm bepaalde tijdstip (datum waarop eenderde van gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd), tenzij met
inachtneming van artikel 43 Pm wordt besloten tot eerdere of latere plaatsing. De selectiefunctionaris (van het gevangeniswezen) brengt, gehoord de directeur van de inrichting van verblijf, na ontvangst van de onherroepelijke rechterlijke uitspraak,
advies uit aan het hoofd van het PSC, waarin eerstgenoemde ingaat op de vraag wanneer plaatsing in een tbs-inrichting is geïndiceerd. Indien het hoofd van het PSC plaatsing in een tbs-inrichting geïndiceerd acht, brengt deze daarover advies uit aan
adviescommissie geestelijk gestoorde gedetineerden, waarna de Staatssecretaris beslist.

Het gerechtshof Den Haag heeft in zijn arrest van 27 november 2007 (op pagina 16) overwogen het niet raadzaam te achten een advies op te nemen omtrent het tijdstip waarop de tbs van klager zal aanvangen en heeft het verzoek daartoe afgewezen.

Uit de brief van 19 maart 2008 noch uit de daarop namens de Staatssecretaris gegeven toelichting, blijkt of en met welk resultaat de in artikel 28 Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden voorgeschreven procedure is gevolgd en in
hoeverre dit ten grondslag ligt aan het bepalen van de wachtlijstdatum op de in artikel 42, eerste lid, Pm genoemde datum. De beroepscommissie kan om die reden niet beoordelen of de Staatssecretaris zonder schending van de wet- en regelgeving de
beslissing van 19 maart 2008 heeft genomen.
De beroepscommissie acht zich thans derhalve daarover onvoldoende voorgelicht en zal de behandeling van dit onderdeel van het beroep aanhouden, opdat de Staatssecretaris schriftelijk nadere informatie en stukken omtrent het bovenstaande zal verstrekken
binnen uiterlijk een maand na ontvangst van deze uitspraak.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover gericht op de vermeende beslissing tot het bepalen van de wachtlijstdatum op de v.i.-datum, ongegrond.

De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep voor het overige aan, opdat de Staatssecretaris de onder 4. vermelde informatie zal verstrekken binnen uiterlijk een maand na ontvangst van de uitspraak.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 30 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven