Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30482/GM, 3 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30482/GM

 

Betreft [Klager]

Datum 3 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij geen aangepaste daglenzen krijgt of een vergoeding om deze zelf te kopen.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsvrouw, mr. N.L.A.N. Weusthof (waarnemend voor mr. U. Ural) gehoord op de (digitale) zitting van 19 april 2023. De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft oogklachten en voelt zich hierin niet gehoord. Klager heeft duidelijk uitgelegd bij de inrichtingsarts dat hij van kinds af aan oogklachten heeft en al een lange tijd daglenzen moet dragen. Klager wenst nu ook deze lenzen. Deze lenzen worden onder bepaalde voorwaarden vergoed, bijvoorbeeld als er sprake is van grote verschillen in oogsterktes tussen beide ogen.

 

In het medisch dossier is terug te vinden dat klager verwezen moest worden naar de optometrist. Door miscommunicatie is klager nog niet bij de optometrist geweest. Hij is echter wel drie keer doorgestuurd naar de oogarts. De oogarts heeft tegen klager gezegd dat hij een bril met één glas moet dragen, omdat er een groot verschil zit qua sterkte tussen de ogen. Als klager een bril met twee glazen draagt, gaat hij snel dubbelzien. Ook krijgt hij dan hoofdpijn. Klager kan hier pijnstilling voor krijgen, maar dat lost het probleem niet op en is slechts symptoombestrijding. Klager slikt drie tot zes paracetamol per dag. De hoofdpijnklachten zijn ook met de oogarts besproken. De oogarts zei dat klager diclofenac moest gebruiken, maar daar nam hij te veel van, waardoor hij hiermee moest stoppen.

 

Klager heeft samen met de opticien onderzoek gedaan naar een passende bril, maar dat is niet gelukt omdat de klachten niet verminderden. De opticien heeft klager bezocht in de PI.

 

Klager heeft van zijn moeder een paar keer goede lenzen gekregen en toen had hij geen klachten.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

Klager heeft geen objectieve gegevens overgelegd waaruit blijkt dat het medisch noodzakelijk is dat klager daglenzen nodig heeft. Om die reden is de gebruikelijke procedure gevolgd: oogmeting/beoordeling van de ogen door de opticien, aanvraag van een machtiging voor een vergoeding van een bril, verstrekken bril, controle van de bril door opticien in het kader van het zicht en comfort.

 

Omdat klager tegen het advies van de medische dienst in veel te lang zijn daglens draagt en persisteert in zijn verhaal dat hij al van kinds af aan door een medisch specialist op lenzen is gezet, waarbij de medisch specialist een bril zou hebben afgeraden, is er een verwijzing voor klager gemaakt naar de oogarts van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen.

 

Er is zorgvuldig gehandeld richting klager. Klager is serieus genomen bij alle consulten en er is geprobeerd de beste zorg te leveren.

 

Voor het overige wordt aangesloten bij wat de medisch adviseur heeft beschreven.

 

3. De beoordeling

Klager is meerdere keren onder de aandacht geweest van de medische dienst en is vanwege zijn oogklachten doorverwezen naar de opticien en oogarts. Hoewel uit het medisch dossier valt af te leiden dat klager problemen heeft met zijn ogen, volgt ook uit het medisch dossier dat er geen medische indicatie is voor het voorschrijven van aangepaste lenzen en dat er ook geen contra-indicatie bestaat voor het dragen van een bril. Klagers stelling – dat het noodzakelijk is dat hij daglenzen draagt – is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden.

 

De inrichtingsarts heeft op basis van deze informatie klager doorverwezen voor een oogmeting en een beoordeling van de ogen door de opticien. Er is een aanvraag gedaan voor een vergoeding en verstrekking van een bril en het zicht van klager is gecontroleerd door een opticien. Dit beleid komt de beroepscommissie zorgvuldig voor.

 

Voor zover de klacht en het beroep ziet op het niet doorverwijzen van klager naar de optometrist, overweegt de beroepscommissie dat de oogarts en/of de opticien (en dus niet de inrichtingsarts) beoordeelt of klager doorverwezen had moeten worden naar de optometrist.

 

Nu er voldoende aandacht is besteed aan klagers klachten, kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 3 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven