Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32082/GB, 5 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          23/32082/GB

    

Betreft [klager]

Datum 5 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 februari 2023 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met twaalf maanden te verlengen.

Klagers raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de selectiefunctionaris, namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 20 juni 2023.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

PGP-communicatie over de in Ierland in 2015 gedetineerde [naam 1]

Deze communicatie is acht jaar oud. [naam 1] is gedetineerd en zit een lange straf uit. Deze informatie stond eerder niet in de weg aan de gegrondverklaring van een beroep van klager tegen de verlenging van zijn verblijf in de EBI.

 

[naam 2] en [naam 3]

[naam 2] is aangehouden en kennelijk in Italië gedetineerd. Hij is afgeschermd door de Italiaanse autoriteiten. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom en in hoeverre deze persoon relevant is voor enige beslissing omtrent de EBI-verlenging. [naam 3] figureert niet relevant in het omvangrijke […]-dossier, behalve dat [naam 1] in een woning zou zijn aangehouden die gelieerd zou kunnen worden aan deze persoon. [naam 3] wordt door het Openbaar Ministerie niet als lid van de aan klager toegerekende organisatie gezien.

 

Het rechtshulpverzoek aan Chili

De beroepscommissie heeft eerder aangegeven dat het in het vooruitzicht gestelde rechtshulpverzoek aan Chili geen argument meer mag vormen in enige verlengingsoverweging. Hoewel verweerder heeft aangegeven dat er een aanvullend rechtshulpverzoek zal worden gedaan, is dit nu niet aan de orde.

 

Liquidatiegevaar

Vermeend liquidatiegevaar is door de beroepscommissie eerder niet meer relevant geacht. Er is geen sprake van betrouwbare of concrete informatie.

 

Het horen van getuigen

Verweerder heeft niet uitgelegd waarom een verblijf van klager in de EBI aan de orde zou moeten zijn, wanneer een rechterlijk college gelast dat er getuigen moeten worden gehoord.

 

Het beïnvloeden van getuigen in het Marengo-proces

Klager is geen verdachte in het Marengo-proces. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom klager getuigen in dat proces zou willen beïnvloeden. Er wordt geen actuele, betrouwbare of concrete informatie aangeleverd ter onderbouwing van die stelling.

 

[naam 4]

[naam 4] is een medeverdachte van klager die uit de EBI is geplaatst, omdat hij niet in het onderzoek […] wordt vervolgd. Er is geen informatie aangeleverd die zou maken dat het bestaan of de detentie van [naam 4] een element zou dienen te vormen voor de verlenging van klagers verblijf in de EBI.

 

Het nieuwe artikel 6, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling)

Klagers verblijf in de EBI zou volgens verweerder moeten worden verlengd, omdat hij in eerste aanleg is veroordeeld als leider van een ‘140-organisatie’. Verweerder heeft de d-grond enkel op het nieuwe artikellid en het daarin geformuleerde rechtsvermoeden gebaseerd. Er worden geen verzwarende feiten aangevoerd. Klager benadrukt in dit verband dat hij al sinds zijn aankomst in Nederland in een extra beveiligde setting verblijft en dat de einddatum van zijn detentie op dit moment is bepaald op 16 februari 2025.

De reeds genoemde [naam 4] is veroordeeld als leider van een ‘140-organisatie’ gericht op levensdelicten. Ook [naam 5] is veroordeeld als leider van een organisatie en verantwoordelijk voor de zogenoemde martelcontainers. Een ander voorbeeld is [naam 6], die tot levenslang is veroordeeld als leider van een organisatie die daadwerkelijk personen om het leven zou hebben gebracht. Zij verblijven allemaal niet in de EBI.

Het tweede lid van artikel 6 van de Regeling is met zeer veel spoed ingevoerd. Zo veel spoed dat gebruikelijke procedures niet zijn afgewacht. Een en ander is ingegeven door incidenten gerelateerd aan het Marengo-proces.

 

Verlenging voor de duur van een jaar

De Afdeling advisering van de RSJ heeft geadviseerd om de woorden ‘ten hoogste’ aan de artikelen in de Regeling toe te voegen, om een individuele afweging mogelijk te maken. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom de argumenten voor een verlenging van klagers verblijf in de EBI zodanig zwaar zijn, dat ze voor een jaar geldigheid zouden hebben.

 

Persoonlijke omstandigheden

Klager verblijft nu vijf jaar in de EBI. Zijn moeder is hartpatiënt en op leeftijd. Zijn zus heeft zware depressieve klachten. Zij verblijven, net als klagers vrouw, in het buitenland. Dit betekent dat klager conform de nieuwe Regeling niet met hen kan communiceren. Vier van klagers beroepen tegen eerdere verlengingsbeslissingen zijn gegrond verklaard. Om verschillende redenen is klagers verblijf in de EBI toch telkens weer verlengd. Hij heeft ervoor gekozen om de meest recente uitspraak van de beroepscommissie over de verlengingsbeslissing van 7 oktober 2022 niet met zijn familie te delen, omdat zijn familie keer op keer teleurgesteld raakt.

Het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 25 april 2023

Het GRIP-rapport van 25 april 2023 gaat over een onderzoek in Colombia, gericht op [naam 7]. De meeste informatie in dat rapport is vijf jaar oud. Klager heeft er nooit een geheim van gemaakt dat [naam 7] gemachtigd is om zijn zaken te behartigen. Dat de EBI het GRIP niet heeft geïnformeerd over het contact tussen klager en [naam 7], geeft bovendien al aan dat de EBI dit niet relevant vond. [naam 8], die ook in het GRIP-rapport wordt genoemd, is net als [naam 7] gescreend. Hij stond op de bezoekerslijst en klager mocht met hem bellen en naar hem schrijven. Vanuit de EBI is op geen enkel moment aangegeven dat klager niet toegestane onderwerpen met zijn goedgekeurde contactpersonen zou hebben besproken.

 

Standpunt van verweerder

De b-grond

De veroordeling van klager vanwege het leidinggeven aan een crimineel samenwerkingsverband (CSV) is reeds voldoende om de beslissing op de b-grond te baseren. Het gaat immers om zeer ernstige strafbare feiten die de maatschappij ernstig hebben geschokt. De mediagevoeligheid van het proces en de persoon van klager in het bijzonder zijn onverminderd groot. Het zou het aanzien van de rechtstaat in ernstige mate schaden als een van de kopstukken van een CSV zou ontvluchten.

Op 3 augustus 2022 heeft het GRIP alle eerdere rapporten nogmaals grondig bestudeerd en geconcludeerd dat de in eerdere GRIP-rapporten vervatte informatie nog steeds actueel is.

 

De d-grond

Klager is op 31 mei 2021 in eerste aanleg veroordeeld voor het leiden van een criminele organisatie met als doel het plegen van moorden en witwassen en het medeplegen van witwassen. Alleen al op grond van deze veroordeling komt klager in aanmerking voor plaatsing op de d-grond. Daarbij kan niet worden ingegaan op individuele andere gevallen en daarmee ook niet op de vraag waarom iemand anders wel of niet in de EBI wordt geplaatst.

 

Alternatieven

In elk ander regime – in een normaal beveiligde inrichting – wordt het risico op ontvluchting groter en kan klager communiceren met medegedetineerden en dus, via hen, ongecontroleerd contact met de buitenwereld leggen. De risico’s die van klager uitgaan kunnen niet (voldoende) worden beperkt in een normaal beveiligde inrichting, waarbij de directeur maatregelen kan opleggen en dus niet alle gedetineerden (standaard) worden gemonitord.

 

Persoonlijke omstandigheden

Het gegeven dat klagers moeder ziek is en zijn zus depressieve klachten heeft, doet niet af aan de noodzaak om klager in de EBI te plaatsen. Hoewel plaatsing op de d-grond tot gevolg heeft dat klager minder telefoongesprekken kan voeren, wordt aan het wettelijk minimum uit artikel 39, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet voldaan. Daarnaast blijven de mogelijkheden van bezoek en correspondentie voor klager bestaan. De verscherpte toezichtsmaatregelen zijn er niet op gericht om contact met de buitenwereld volledig onmogelijk te maken, maar juist om dat contact veilig en verantwoord te laten verlopen. Voor zover klager betoogt dat de wetgeving omtrent de EBI niet deugdelijk zou zijn, kan hieraan voorbij worden gegaan.

Het GRIP-rapport van 25 april 2023

Verweerder heeft tot slot een GRIP-rapport van 25 april 2023 overgelegd. Dat rapport illustreert in welke positie klager zit. Vanuit de EBI probeert klager middels derden zijn vermogen af te schermen en zijn criminele inkomsten te verhullen.

 

3. De beoordeling

De EBI is aangewezen als huis van bewaring (HVB) en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.

 

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:

a.  een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;

b.  bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is;

c.  een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van een vermoeden van algemeen gevaar voor de openbare orde of de veiligheid van personen, wegens levensbedreigend of anderszins zeer ernstig voortgezet crimineel handelen vanuit detentie; of

d.  een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van algemeen gevaar voor de openbare orde en veiligheid van personen vanwege de aard van de verdenking, de aard van het misdrijf of de misdrijven waarvoor de gedetineerde is veroordeeld, de omstandigheden waaronder dat misdrijf of die misdrijven zouden zijn gepleegd of zijn gepleegd of de persoonlijkheid van de gedetineerde.

 

In artikel 26 van de Regeling worden de voorwaarden genoemd die in acht moeten worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in de EBI en bij de beslissing tot verlenging van het verblijf in de EBI elke twaalf maanden daarna.

 

Achtergrond

Klager is sinds 21 maart 2018 in Nederland gedetineerd en verblijft sinds 10 april 2018 in de EBI. Hij is op 31 mei 2021 veroordeeld voor zeer ernstige feiten, waaronder het leiden van een criminele organisatie, gericht op het plegen van moorden. De rechtbank heeft klager daarvoor de voor dat feit hoogst mogelijke gevangenisstraf opgelegd. Deze veroordeling is nog niet onherroepelijk, omdat hoger beroep is ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 februari 2025.

De Regeling is sinds 17 december 2022 gewijzigd. Klager is in het kader van het overgangsrecht herbeoordeeld. Verweerder heeft klagers verblijf in de EBI verlengd op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Regeling (hierna: de b-grond en de d-grond).

 

Ten aanzien van de b-grond

De tekst van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling is niet gewijzigd. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat wat zij in RSJ 24 april 2023, 22/29834/GB, ten aanzien van klager heeft overwogen nog steeds geldt. De beroepscommissie heeft toen – na bespreking van de argumenten van verweerder – het volgende overwogen:

“Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder, gelet op het ontbreken van relevante nieuwe informatie en ondanks de omstandigheid dat in het meest recente GRIP-rapport van 3 augustus 2022 staat vermeld dat de relevante informatie uit eerdere GRIP-rapporten nog onverminderd van kracht is, onvoldoende toereikend gemotiveerd en onderbouwd waarom in specifiek klagers geval de toepassing van GVM- of andere toezichtmaatregelen en/of plaatsing van klager op een AIT de risico’s op dit moment – nog steeds – onvoldoende kan of kunnen beperken.

Dit is met name van belang, omdat klager al lange tijd in de EBI verblijft en uiteindelijk nog zo mogelijk gefaseerd zal moeten kunnen toewerken naar zijn invrijheidstelling, die op basis van de veroordeling in eerste aanleg op 16 februari 2025 zou zijn. Tegen die achtergrond is de aard en ernst van klagers strafrechtelijke veroordeling naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf niet meer voldoende voor de conclusie dat klager voldoet aan de b-grond.”

Tegen deze achtergrond vormt de informatie uit het GRIP-rapport van 25 april 2023 naar het oordeel van de beroepscommissie geen reden om nu anders te oordelen. Zij overweegt daartoe dat uit de aard van klagers contacten met derden, zoals omschreven in dit GRIP-rapport, niet volgt dat moet worden gevreesd voor bijvoorbeeld geweldsdelicten.

 

Ten aanzien van de d-grond

Op grond van artikel 26, vijfde lid, van de Regeling wordt een in de EBI verblijvende gedetineerde wiens strafrestant nog slechts anderhalf jaar of minder bedraagt uit de EBI geplaatst, tenzij er sprake is van één van de situaties zoals genoemd in dat lid. De d-grond valt niet onder die uitzonderingssituaties.

Klagers strafrestant is op dit moment nog iets meer dan anderhalf jaar, maar na de verlenging met twaalf maanden zou klagers strafrestant nog maar één jaar bedragen. Reeds gelet daarop heeft verweerder klagers verblijf in de EBI niet kunnen verlengen op basis van de d-grond. Ten aanzien van de d-grond is de bestreden beslissing daarom onjuist.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing ten aanzien van de b-grond als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De bestreden beslissing ten aanzien van de d-grond is niet juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan.

Omdat klager van 9 februari 2023 tot en met de datum waarop verweerder een nieuwe beslissing moet nemen, ten onrechte in de EBI heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €900,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van drie weken na ontvangst daarvan. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €900,-.

 

 

Deze uitspraak is op 5 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter,

mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door de secretaris.

 

 

voorzitter

Naar boven