Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31893/GB, 6 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/31893/GB

               

Betreft [klager]

Datum 6 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 25 januari 2023 afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. M. Uslu en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers BBA-verzoek is van 16 november 2022, dus verweerder had uiterlijk op 28 december 2022 een beslissing moeten nemen. Die termijn is overschreven.

 

Volgens verweerder is het voorgedragen werk niet voor klager bestemd. Alle betrokken instanties hebben positief geadviseerd. Klager heeft zich met betrekking tot het vinden van werk laten begeleiden door zijn casemanager en senior casemanager. De casemanager heeft twee instanties voorgedragen. Klager heeft contact opgenomen met Current Start. Zij hebben werk aangeboden bij een groot bedrijf gespecialiseerd in bruggenbouw. Het werk voldoet aan de eisen voor plaatsing in een BBA en klager komt in aanmerking voor dit werk. Het werk is niet alleen voor kansarme gedetineerden. Dat klager over verschillende diploma’s beschikt, mag hem niet benadelen in zijn fasering. Dat een gedetineerde niet meer in aanmerking kan komen voor bepaalde vormen van werk, omdat hij wellicht te hoog geschoold is, zou ertoe leiden dat veel gedetineerden niet meer geprikkeld worden zich in te schrijven voor studies en opleidingen binnen detentie. Dat kan de wetgever niet bedoeld hebben. Klager heeft na de afwijzing van zijn verzoek nog gesproken met Current Start en tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) is daar ook werk voor hem.

 

Volgens verweerder zou klager onvoldoende inspanningen hebben geleverd om tijdig ander werk te zoeken. Dat is onjuist. Klager had erop mogen vertrouwen dat het werk dat hem is aangeboden door de casemanager en senior casemanager, mede op grond van door hen gedane toezeggingen, voldoet aan de maatstaven en normen die gesteld zijn voor plaatsing in een BBA. Klager heeft op alle fronten ten aanzien van zijn fasering voldoende inspanningen geleverd om zijn aanvraagprocedure zo voortvarend mogelijk te laten verlopen. Hij heeft nauw contact gehad met zijn casemanager en de senior casemanager en altijd tijdig stukken ingediend en meegegeven.

 

Klager heeft zich ingespannen voor zijn re-integratie in Nederland. In de tien weken tussen zijn verzoek en de beslissing hebben klager en zijn netwerk zich dagelijks ingespannen voor het vinden van huisvesting, maar bezichtigingen zijn moeilijk te regelen vanuit de gevangenis. Klager heeft Humanitas benaderd voor huisvesting en een reclasseringsmedewerker om een verzoek in te dienen.

 

Het klopt niet dat klager sinds 2014 niet meer in Nederland heeft gewoond. Hij heeft vanaf mei 2016 anderhalf jaar in Nijmegen bij zijn zieke moeder gewoond. Toen hij in september 2020 in Duitsland werd aangehouden, kon hij ook aantonen dat hij vijf jaar voor de aanhouding in Nederland is geweest en is hij overgedragen.

 

Het is ook onjuist dat klager na zijn detentie zal terugkeren naar Turkije. Klager heeft zijn casemanager verteld dat de optie bestaat dat hij na zijn v.i. iets gaat ondernemen in Turkije, maar niet dat hij er wil gaan wonen. Bovendien is klager na zijn detentie vrij om te gaan en staan waar hij wil. Klager wil in de regio Rotterdam re-integreren, omdat hij werkervaring heeft in de sector petrochemie en hij in Rotterdam de meeste kans maakt op een werkplek. Het is onjuist dat hij twee volwassen kinderen in Rotterdam heeft. Zijn oudste kind woont in Nijmegen.

 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de beslissing en de artikelen 2 en 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Klager heeft tijdens zijn detentie niet aantoonbaar actief gewerkt aan de doelen op arbeid ná detentie, zoals opgenomen in het detentie- en re integratieplan (D&R-plan). Re-integratieverlof voor extramurale arbeid kan geen doel op zich zijn, maar moet een doel dienen dat is geformuleerd in klagers D&R-plan. Daarvan is geen sprake, dus klager voldoet niet aan de voorwaarden voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid.

 

In het advies over v.i. van 14 februari 2023 is opgenomen dat klager bereid is zijn v.i. in Nederland door te brengen. Hij heeft huisvesting en werk in Arnhem gevonden. Dat klager reeds beschikte over huisvesting en werk na detentie, kan de afwijzing van klagers verzoek om plaatsing in een BBA ook rechtvaardigen.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt allereerst dat tegen niet-tijdig beslissen slechts kan worden opgekomen door beroep in te stellen tegen een (fictieve) weigering om een beslissing te nemen op een verzoek  of bezwaarschrift. Nadat de beslissing is genomen, kan niet meer worden opgekomen tegen het niet-tijdig beslissen.

 

Klager is inmiddels in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Klager was, na overbrenging naar Nederland, sinds 11 augustus 2022 hier gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van drie jaar en negen maanden met aftrek, wegens het telen en vervoeren van marihuana. Klager is op 20 april 2023 (voorwaardelijk) in vrijheid gesteld.

 

De regelgeving

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen gedetineerden uitsluitend in een BBA worden geplaatst, als aan hen re integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. Op grond van artikel 20ab van de Regeling gelden daarvoor de volgende voorwaarden:

-    de gedetineerde ondergaat een gevangenisstraf langer dan zes maanden;

-    de gedetineerde moet nog hoogstens een zesde deel van zijn gevangenisstraf ondergaan, voordat hij (voorwaardelijk) in vrijheid kan worden gesteld;

-    het verlof duurt minimaal vier weken en maximaal twaalf maanden;

-    de duur van het verlof wordt vastgelegd in het D&R-plan.

 

In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

 

De bestreden beslissing

Klagers verzoek om in een BBA te worden geplaatst is afgewezen, omdat hij niet actief zou hebben gewerkt aan de doelen op arbeid ná detentie, zoals opgenomen in het D&R-plan.

 

De overwegingen van de beroepscommissie

Verweerder heeft aangevoerd dat klager niet aantoonbaar actief heeft gewerkt aan de doelen op arbeid ná detentie, zoals opgenomen in het D&R-plan. In klagers D&R-plan staat als doel ‘ik heb werk/inkomen na detentie’. De senior casemanager van de BBA heeft klager contact laten opnemen met Current Start. Daar kon hij gaan werken en verder zoeken naar een betaalde baan. In het selectieadvies staat dat klager vooral bezig is geweest om alle praktische zaken te regelen die als criteria gelden om voor plaatsing op de BBA in aanmerking te komen. Ook blijkt uit het selectieadvies dat klager deelnam aan arbeid en de werkmeester tevreden over hem was. Het is de beroepscommissie onvoldoende duidelijk geworden op welke manier(en) klager tijdens zijn detentie (beter) had kunnen/moeten aantonen dat hij zich inspande voor zijn re-integratie op het gebied van arbeid. Ook is het de beroepscommissie onvoldoende duidelijk geworden waarom de werkplek bij Current Start niet geschikt zou zijn voor klager, gelet op het aandragen daarvan door de casemanager en het positieve advies van de inrichting.

 

Een en ander is met name van belang, nu duidelijk was dat klager verder aan alle voorwaarden voldeed. Zijn gedrag in de inrichting was goed en de einddatum van zijn detentie naderde.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu klager van 25 januari 2023 tot en met 20 april 2023 ten onrechte niet in een BBA heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €300,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €300,-.

 

Deze uitspraak is op 6 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven