Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27651/GB, 1 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/27651/GB

               

Betreft [klager]

Datum 1 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) verzocht om deelname aan een penitentiair programma (PP).

 

Klager heeft beroep ingesteld tegen de (fictieve) weigering van verweerder om een beslissing te nemen op klagers verzoek.

 

2. De beoordeling

Hoewel klager op 29 juli 2022 in vrijheid is gesteld, omdat zijn voorlopige hechtenis is geschorst, zal de beroepscommissie het beroep toch inhoudelijk beoordelen, omdat in beroep (tijdig) is verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Op grond van artikel 18, derde lid, in verbinding met artikel 17, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet dient verweerder binnen zes weken een beslissing te nemen op het ingediende verzoekschrift. Door verweerder is aangegeven dat klagers raadsman op 19 april 2022 een verzoek tot deelname aan een PP bij verweerder heeft ingediend. Dit verzoek is dezelfde dag doorgestuurd naar de inrichting waar klager verbleef, zodat het verzoek verder in behandeling zou worden genomen. Vanuit de inrichting is dit verzoek verder opgepakt, maar niet meer terug gereed gemeld richting de Divisie Individuele Zaken. De beroepscommissie maakt hieruit op dat verweerder uiteindelijk geen beslissing heeft genomen op klagers verzoek. Daarmee is sprake van een verzuim om te beslissen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal verweerder niet worden opgedragen alsnog een beslissing te nemen op klagers verzoek.

 

Ten aanzien van het verzoek om een tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.

 

Hoewel het wenselijk is dat verweerder zo spoedig mogelijk op een verzoek beslist, verbindt de wet geen gevolgen aan het niet-tijdig nemen van een beslissing door verweerder. De beroepscommissie ziet slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding om enkel vanwege het niet-tijdig beslissen door verweerder een tegemoetkoming toe te kennen. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval sprake, omdat verweerder kennelijk nimmer een beslissing op klagers verzoek heeft genomen en op het moment dat klager in vrijheid werd gesteld, de beslistermijn al met ruim acht weken was overschreden, terwijl het verzoek zag op deelname aan een PP, waardoor klagers belang bij een (tijdige) beslissing groot was. De beroepscommissie zal daarom aan klager een tegemoetkoming toekennen van €40,-.

 

De beroepscommissie merkt nog op dat, voor zover klager ook beroep heeft willen instellen tegen de kennelijke (inhoudelijke) afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan een PP, niet is gebleken dat verweerder een dergelijke afwijzende beslissing heeft genomen. Daarmee is dan ook geen sprake van een beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld. De beroepscommissie zal dit daarom buiten beschouwing laten.  

 

3. De uitspraak

De beroepsrechter verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.

 

Deze uitspraak is op 1 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven