nummer: 08/731/GA
betreft: [klager] datum: 25 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 20 maart 2008 van de beklagcommissie bij de gevangenis Grave,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 juni 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.W.G.M. Kral, en [...], unit-directeur bij de gevangenis Grave.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het op 18 december 2007 na afloop van een bezoek van een rechtsbijstandverlener (advocaat) onderzoek doen aan het lichaam (visiteren) bij klager.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsman verwijst allereerst naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 07/2452/GA van 4 januari 2008. Daarin wordt aangegeven dat het stelselmatig visiteren van gedetineerden na afloop van geprivilegieerd bezoek een te zware
belasting vormt voor de gedetineerde. De directeur heeft indertijd aangegeven dat de detectiepoorten niet alles zouden kunnen tegenhouden. Volgens klager moet het mogelijk zijn om zodanig te detecteren dat ongewenste invoer van contrabande te voorkomen
is. De directeur dient steeds weer opnieuw een belangenafweging te maken tussen de belangen van enerzijds de gedetineerde en anderzijds de belangen van de inrichting.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De detectiepoorten van de inrichting kunnen niet alle (illegale) voorwerpen tegenhouden. Zo worden tegenwoordig mobiele telefoons niet meer gedetecteerd. Er is onderzoek gedaan naar de voorwerpen die ingevoerd kunnen worden en er vindt een
vervolgonderzoek plaats naar het doel en de noodzaak van veiligheidsmaatregelen als het fouilleren en visiteren. De directeur heeft als uitgangspunt dat de gelegenheid tot invoer in feite niet geboden mag worden. Daarvoor is nodig dat er uitgebreide
controle plaatsvindt. In veel gevallen volstaat dan het onderzoek aan kleding niet. De directeur kan zich niet vinden in de uitspraak van de beroepscommissie waarin gesproken wordt over de veronderstelde betrouwbaarheid van advocaten. De directeur wil
die personen niet verder vertrouwen dan dat hij zijn eigen personeel vertrouwt. Personen kunnen altijd en bijna overal onder druk gezet worden. Dat risico wil de inrichting niet nemen. Omdat de beveiliging aan de poort feitelijk onvoldoende is, maakt
de
inrichting de keuze om gedetineerden na het advocatenbezoek te visiteren.
3. De beoordeling
Artikel 29, eerste lid, van de Pbw luidt:
”De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de
inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.”
Noch de wet, noch de memorie van toelichting, geven aan dat een uitzondering gemaakt moet worden met betrekking tot de visitatie na het bezoek van geprivilegieerde personen. Van belang is daarbij dat dit visiteren plaats dient te vinden in het belang
van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Alleen al om die reden kan niet zonder meer worden gesteld dat er na afloop van een bezoek van een advocaat, ook al neemt deze geprivilegieerde bezoeker een bijzondere positie in, niet mag
worden gevisiteerd. De directeur heeft voldoende aannemelijk kunnen maken dat de overige in de gevangenis Grave genomen maatregelen ter voorkoming van de invoer van (kortweg) contrabande een onvoldoende sluitend systeem vormen om de orde en veiligheid
in de inrichting te garanderen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de directeur om klager op 18 december 2007 te laten visiteren na een bezoek van zijn advocaat, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
onredelijk of onbillijk moet worden geacht, met welke beslissing de beroepscommissie terugkomt op haar hiervoor genoemde uitspraak. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een andere
uitspraak dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met aanvulling van gronden, worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, J. Schagen MA en mr. J.P. Balkema, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 juli 2008
secretaris voorzitter