Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31641/GB, 27 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/31641/GB

               

Betreft [klager]

Datum 27 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard of van de PI Nieuwegein.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 17 januari 2023 afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager ontvangt zelden bezoek van zijn (pleeg)moeder, nu hij gedetineerd is in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Zij woont in Amsterdam en is afhankelijk van het openbaar vervoer. De PI Heerhugowaard en de PI Nieuwegein zijn beter en sneller te bereiken met het openbaar vervoer vanaf Amsterdam. Daarbij komt dat klagers (pleeg)moeder ernstig ziek is. Hiervoor is een betere en snellere bereikbaarheid nog meer van belang. Zij is tevens het enige familiebezoek dat klager ontvangt. Hij kan nu zijn recht op family life, zoals bepaald in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet uitoefenen.

 

Klager wenst daarnaast in het gevangenisregime, in een eenpersoonscel (EPC) te worden geplaatst. Hij heeft een brief van een psycholoog waaruit blijkt dat hij een posttraumatische stressstoornis heeft. Hierdoor heeft hij last van slaapproblemen. Klager verblijft ook al zijn gehele voorlopige hechtenis en detentie, vanaf juli 2021, in een EPC.

 

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing. Hierop wordt nog het volgende aangevuld. Bezoekproblemen zijn inherent aan detentie. Uit navraag bij de inrichting blijkt dat klager niet verstoken is van bezoek van zijn moeder. Een overplaatsing naar de PI Heerhugowaard of de PI Nieuwegein geeft geen zekerheid dat klager daar vaker bezoek zal ontvangen van zijn moeder. Dat klagers moeder ernstig ziek zou zijn, is niet onderbouwd.

 

Uit informatie van de PI Alphen blijkt dat klager een contra-indicatie heeft voor plaatsing in een meerpersoonscel (MPC) en daarom in een EPC verblijft. De beslissing om klager eventueel in een MPC te plaatsen is aan de directeur.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Klager is tbs-passant. Hij verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen. Hij wil graag worden geplaatst in de gevangenis van de PI Heerhugowaard of de PI Nieuwegein, omdat zijn (pleeg)moeder hem dan gemakkelijker kan bezoeken. Ook wenst hij in een EPC te worden geplaatst.

 

Voor zover klager heeft verzocht om plaatsing in de gevangenis overweegt de beroepscommissie allereerst als volgt. Gelet op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, en artikel 10, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, is de plaatsing van klager in het HVB een juiste plaatsing. Klager komt  op grond van deze bepalingen niet in aanmerking voor een plaatsing in een gevangenis, omdat hem niet tevens een gevangenisstraf is opgelegd (anders dan in RSJ 31 juli 2020, R-20/5944/GB). Gelet op de aard van het verzoek ziet de beroepscommissie echter aanleiding om te beoordelen of verweerder klager wel had moeten overplaatsen naar het HVB van de PI Heerhugowaard of de PI Nieuwegein. De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt.

 

In de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is geen criterium vastgesteld waaruit een voorkeur volgt voor klagers geografische plaatsing. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet een gedetineerde in dat geval een goede reden hebben om te kunnen oordelen dat hij moet worden overgeplaatst.

 

De beroepscommissie maakt uit de door verweerder overgelegde bezoekerslijst op dat klager in de periode van 22 april 2022 tot en met 8 februari 2023 driemaal bezoek heeft ontvangen van zijn (pleeg)moeder. Het laatste bezoekmoment in deze periode vond plaats op 2 augustus 2022. Hoewel klager niet is verstoken van bezoek van zijn (pleeg)moeder, ontvangt klager dus zelden bezoek van haar. De beroepscommissie begrijpt ook dat klager graag vaker bezoek van zijn (pleeg)moeder zou willen ontvangen.

 

Daartegenover staat echter dat klager de bezoekproblemen alleen heeft toegelicht door het benoemen van de reisafstand voor zijn bezoek. Het verschil in reisafstand tussen de woonplaats van klagers (pleeg)moeder en de PI Heerhugowaard of de PI Nieuwgein ten opzichte van de reisafstand tussen de woonplaats en de PI Alphen, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet zodanig dat hieruit zonder meer kan worden verklaard waarom klagers (pleeg)moeder hem wel in de PI Heerhugowaard of de PI Nieuwegein kan bezoeken, maar niet in de PI Alphen. Dat een kortere reisafstand voor klagers (pleeg)moeder van belang is, nu zij ernstig ziek is, acht de beroepscommissie op zichzelf voorstelbaar, maar de medische problematiek van klagers (pleeg)moeder is niet (met stukken) onderbouwd. Deze problematiek kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden.

 

Voor zover klagers verzoek gericht is op de wens om in een EPC te verblijven, overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken volgt dat hij reeds in een EPC verblijft. Het valt daarom niet in te zien waarom verweerder klager om deze reden naar de PI Heerhugowaard of de PI Nieuwgein zou moeten overplaatsen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 27 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven