Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1016/GA, 25 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1016/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem,

gericht tegen een uitspraak van 22 april 2008 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2008, gehouden in de penitenitaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam, zijn[...], unit-directeur, en [...], afdelingshoofd gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft
hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens de vondst van contrabande op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van de huisregels is een gedetineerde verantwoordelijk voor alles wat in zijn bezit is. De directeur verwijst verder naar de uitspraak van
de beroepscommissie van 2 januari 2006 met nummer 05/2197/GA, waarin is bepaald dat beide gedetineerden in beginsel verantwoordelijk zijn voor de vondst van contrabande op een meerpersoonscel, tenzij aannemelijk is dat klager geen enkel verwijt treft.
De celgenoot van klager heeft ontkend dat de contrabande van hem was. De celgenoot is ook een sanctie opgelegd. Het gaat in dit geval om spullen die gewoon zichtbaar in de cel aanwezig waren voor beide gedetineerden. Indien de spullen zich in één van
de
afgesloten kasten had bevonden, had de vondst direct tot één van de gedetineerden herleid kunnen worden. Hiervan is in dit geval geen sprake. De directeur moet in dit soort situaties kunnen optreden, anders is het ‘hek van de dam’.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid jo. artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen, indien een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de
inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Vast is komen te staan dat op klagers cel een geslepen mes, een defecte stroomkabel en diverse stukken touw zijn aangetroffen. Klager verblijft op een meerpersoonscel met een andere gedetineerde. Ter zitting van de beroepscommissie heeft de directeur
gesteld dat de medegedetineerde heeft ontkend dat de contrabande van hem is. Aan de medegedetineerde is eveneens een sanctie opgelegd.
De beroepscommissie is van oordeel dat in beginsel beide gedetineerden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vondst van de contrabande op de meerpersoonscel, tenzij aannemelijk is dat klager geen enkel verwijt treft. Hiervan kan onder meer
sprake zijn als de contrabande zeer beperkt is en/of zeer goed verstopt is. Gelet op de aard van het gevonden materiaal, had klager dit moeten opvallen. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de directeur aan klager een disciplinaire straf op te
leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur is derhalve gegrond. De beroepscommissie zal na vernietiging van de uitspraak van de beklagcommissie het
beklag
alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 25 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven