Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1078/GA, 25 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1078/GA

betreft: [klager] datum: 25 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem,

gericht tegen een uitspraak van 29 april 2008 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 juni 2008, gehouden in penitentiaire inrichting (p.i.) De Schie te Rotterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur, en [...], afdelingshoofd. De raadsman van klager, mr. R.J. Mesland, heeft
schriftelijk
bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens schriftelijke ongepaste uitlatingen over personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Zowel klager als zijn partner hebben beledigende teksten geschreven over de mededewerkers van de bevolkingsadministratie. Na een gesprek met het
afdelingshoofd over deze teksten die zijn geschreven, heeft klager zijn excuus aangeboden. Hierna zijn de kopieën van de betreffende brieven vernietigd. Echter, daarna heeft klager in verzoekbriefjes zich wederom beledigend uitgelaten. Hierin werden
woorden gebruikt zoals ‘kutwijven’. Klager is hiervoor gesanctioneerd. Het afdelingshoofd leest ter zitting enkele passages voor uit een recente brief van klager van 12 mei 2008, waarin klager de medewerkers van de bevolkingsadministratie uitmaakt voor
‘kankerlijers’ en ‘trutten’. De directeur vindt de uitlating ‘stomme postlezertjes’ niet beledigend.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Namens klager wordt betwist dat het afdelingshoofd na vier maanden de beweerdelijke beledigende teksten zou kunnen reproduceren. Het horen van
het afdelingshoofd ter zitting van de beroepscommissie is derhalve volstrekt irrelevant. Het weggooien van de relevante brieven valt binnen de risicosfeer van de directeur. Klager is niet gaan schelden. Klager heeft netjes gevraagd om een gesprek in
verband met de post die hij niet heeft ontvangen. Klager erkent dat hij de brief van 12 mei 2008 heeft geschreven.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid jo. artikel 50, eerste lid, Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 58, eerste lid jo. artikel 57, eerste lid, onder j, Pbw geeft de directeur aan de gedetineerde
onverwijld een schriftelijke mededeling van de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf.
Uit de stukken komt naar voren dat de schriftelijke mededeling niet onverwijld, dat wil zeggen binnen 24 uur, aan klager is uitgereikt. Reeds op deze grond is het beklag van klager formeel gegrond. Ter zitting is door de directeur aangevoerd, dat de
beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf is gegrond op de schriftelijke uitlatingen van klager in zijn verzoekbriefjes. Door de directeur zijn deze verzoekbriefjes evenwel niet overgelegd. Evenmin vindt deze nadere toelichting van de
directeur steun in het schriftelijke verslag van 18 februari 2008. Hieruit komt juist naar voren dat de brieven van de vriendin de beweerde beledigende teksten bevatten en de aanleiding vormden voor de disciplinaire straf. Nu klager over het handelen
van zijn vriendin geen verwijt kan worden gemaakt, is de beslissing van de directeur, na afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk te noemen. Het beklag is derhalve gegrond. Ter zitting van de beroepscommissie heeft
klager erkent dat hij de brief van 12 mei 2008 heeft geschreven, waarin hij zich beledigend heeft uitgelaten over de medewerkers van de bevolkingsadministratie. Nu deze brief na de beslissing tot oplegging van een disciplinaire straf is geschreven, kan
deze niet ten grondslag worden gelegd aan deze beslissing. De beroepscommissie ziet hierin wel aanleiding om klager geen tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep van de directeur is gelet op al het vorenstaande ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 25 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven