Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/26046/GA, 4 september 2023, beroep
Uitspraakdatum:04-09-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/26046/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    4 september 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat de bevolkingsadministratie geen hoger beroep voor hem heeft ingesteld.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 4 februari 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2022-86). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft na het inschrijven van zijn klacht niets meer vernomen over de procedure bij de beklagrechter. Op 14 februari 2022 ontving klagers raadsvrouw geheel onverwacht de uitspraak van de beklagrechter. De beklagrechter heeft door zijn handelswijze het recht van hoor en wederhoor geschonden. Klager heeft zich niet kunnen verweren tegen het verweer van de directie, maar andersom is de directeur wel in de gelegenheid gesteld om te reageren op het klaagschrift van klager. Ook in klachtzaken behoort het beginsel van hoor en wederhoor geëerbiedigd te worden, wat in de beklagprocedure uitdrukkelijk niet is gebeurd.

De beklagrechter heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Klager beklaagt zich over een beslissing van de directeur, nu het handelen en nalaten van de medewerkers van de bevolkingsadministratie ook onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. 

Klager heeft, binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn, de bevolkingsadministratie verzocht om hoger beroep in te stellen tegen zijn gevangenhouding door middel van het daarvoor bedoelde register. Dit werd echter geweigerd en aan klager werd te kennen gegeven dat zijn raadsman dit hoger beroep diende in te stellen. Bij terugkomst op de afdeling heeft klager alsnog getracht hoger beroep in te stellen middels een sprekersbriefje. Op 18 januari 2022 ontving klager dit sprekersbriefje echter retour. De reden voor het retourneren van het sprekersbriefje is volgens de directie gelegen in de omstandigheid dat de PI niet zou beschikken over een faxapparaat, waardoor niet zou kunnen worden voldaan aan klagers verzoek.

Op de directeur rust volgens de jurisprudentie van de beroepscommissie de uitdrukkelijke verplichting om een verzoek tot het instellen van een rechtsmiddel van een gedetineerde in te schrijven in het daartoe bestemde register en door te sturen. De directeur komt voor wat betreft deze verplichting geen enkele eigen beoordelingsvrijheid toe. De omstandigheid dat klager in de veronderstelling verkeerde dat het hoger beroep naar de rechtbank gefaxt diende te worden, en de PI niet zou beschikken over een faxapparaat, ontheft de directeur niet van zijn zorgplicht om het verzoek van klager in te willigen. Klager gaat er immers van uit dat de directeur over voldoende inzicht beschikt dat een dergelijk verzoek op andere – al dan niet elektronische – manieren aan de rechtbank gezonden had kunnen worden.

Klager heeft zijn raadsman uiteindelijk ervan in kennis weten te stellen dat hij zijn sprekersbriefje retour heeft ontvangen en dat er daarom nog geen hoger beroep was aangetekend tegen het bevel gevangenhouding van 13 januari 2022. De raadsman van klager heeft vervolgens namens klager op 18 januari 2022 een schriftelijke machtiging tot het instellen van hoger beroep aan de griffier van de rechtbank gezonden. Uitsluitend door een toevallige samenloop van omstandigheden was het beroep nog (naar de beroepscommissie begrijpt) tijdig ingesteld. De termijn bedraagt slechts drie dagen, echter te berekenen vanaf de executie. Het bevel was al vroeg tijdens de inbewaringstelling gegeven, zodat de beroepstermijn verlengd werd met de resterende duur van de inbewaringstelling. 

Klager wil hierbij volledigheidshalve opmerken dat het beroep gegrond is verklaard en hij in vrijheid werd gesteld. Mogelijk dat de behandeling van het hoger beroep tegen de gevangenhouding een week eerder had plaatsgevonden, als de directeur klager niet geweigerd had om het hoger beroep tegen de gevangenhouding in te stellen vanuit de PI. De beslissing om zijn verzoek te weigeren, was al genomen voordat de raadsman het hoger beroep had ingesteld.

Klager verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt in beroep kenbaar te maken.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Voor zover namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagrechter gaat de beroepscommissie hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klager stelt dat hij aan de bevolkingsadministratie heeft gevraagd om voor hem hoger beroep in te stellen en dat de bevolkingsadministratie dit heeft geweigerd. De beroepscommissie interpreteert dit – ook gelet op wat hierover verder is aangevoerd – als een afwijzing van klagers verzoek, welke beslissing namens de directeur is genomen. Daartegen kan worden geklaagd. Gelet hierop zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Uit het dossier komt naar voren dat klager zowel mondeling als via een sprekersbriefje bij de bevolkingsadministratie heeft gevraagd hoger beroep tegen de gevangenhouding in te stellen. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat de bevolkingsadministratie klager heeft geadviseerd eerst met zijn advocaat te overleggen. Klager heeft vervolgens een sprekersbriefje ingediend met het verzoek hoger beroep in te stellen. Bij dit sprekersbriefje zat een door klager geschreven brief met het verzoek het hoger beroep te faxen. Omdat de inrichting niet over een fax beschikt, is het sprekersbriefje met brief retour gestuurd aan klagers afdeling. 

Daarnaast komt uit de inlichtingen van de directeur naar voren dat de bevolkingsadministratie ook een oproep voor de behandeling van het beroep tegen de beslissing tot gevangenhouding van het gerechtshof had ontvangen, waaruit volgens de directeur volgde dat klagers raadsman hoger beroep had ingesteld.

De beroepscommissie is van oordeel dat op basis van de stukken voldoende aannemelijk is geworden dat het voor de bevolkingsadministratie – in ieder geval bij het ontvangen van het sprekersbriefje – duidelijk was dat klager hoger beroep wenste in te stellen tegen zijn gevangenhouding. Klager heeft tweemaal – zowel mondeling als schriftelijk – de bevolkingsadministratie verzocht hoger beroep in te stellen. Beide keren heeft de bevolkingsadministratie geen gehoor gegeven aan klagers verzoek. 

Dat de bevolkingsadministratie een bericht van het gerechtshof heeft ontvangen waaruit zou volgen dat klagers raadsman reeds hoger beroep tegen klagers gevangenhouding had ingesteld, maakt niet dat de bevolkingsadministratie geen gehoor hoefde te geven aan klagers verzoek. Daarnaast is de beroepscommissie van oordeel dat het gegeven dat klager heeft gevraagd om het hoger beroep per fax in te stellen, niet zonder meer maakt dat de bevolkingsadministratie het sprekersbriefje zonder terugkoppeling over de mogelijkheden om hoger beroep in te stellen, terug naar de afdeling heeft kunnen sturen. 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep en het onderliggende beklag gegrond verklaren. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat klagers hoger beroep tegen de gevangenhouding eerder behandeld had kunnen worden, zoals de raadsvrouw stelt. De beroepscommissie ziet daarom geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.


Deze uitspraak is op 4 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven