Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31683/GA, 27 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:27-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/31683/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    27 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat er tijdens zijn ziekenhuisbezoek op 4 augustus 2022, personeelsleden van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) aanwezig waren in dezelfde spreek- en behandelkamer als waar klager werd onderzocht.

De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 23 januari 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/1092). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. C.J.J. Kwint, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, mr. J.A. Aaldijk, als waarnemer van klagers raadsman, en plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Vught, gehoord op de digitale zitting van 12 mei 2023.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager had een afspraak in het ziekenhuis voor een inwendig onderzoek. Bij deze afspraak waren – tegen de wil van klager – twee medewerkers van DV&O aanwezig in de behandelkamer. Hierdoor is het recht op privacy van klager geschonden. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan een uitzondering op dit recht worden gemaakt. Daarvan is in deze zaak geen sprake.

Door de directeur wordt verwezen naar een brief van DV&O van 8 september 2022. Uit deze brief volgt niet waarom het uit veiligheidsoverwegingen strikt noodzakelijk was dat het personeel aanwezig moest zijn bij de afspraak. In de brief staat alleen dat een risicoanalist, op basis van interne informatie, heeft geoordeeld dat dit noodzakelijk zou zijn. Uit de brief blijkt niet welke gegevens aan dit oordeel ten grondslag hebben gelegen, waardoor de juistheid van deze gegevens niet kan worden getoetst. 

Ook blijkt niet dat er contact is geweest met het ziekenhuis – in het bijzonder met de arts – om te onderzoeken of het noodzakelijk was dat er medewerkers van DV&O aanwezig waren tijdens het lichamelijke onderzoek en tijdens het gesprek tussen klager en de arts. Verder is niet duidelijk gemaakt waarom er twee medewerkers van DV&O bij moesten zijn, en niet één. Daarnaast is niet kenbaar gemaakt waarom een verpleegkundige van de inrichting mee moest en waarom de verpleegkundige ook in de behandelkamer aanwezig moest zijn.

In het rapport, opgemaakt door DV&O, staat dat klager is aangemeld voor maatregelen vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico. Dat klopt niet. Hij was aangemeld, maar is dat inmiddels niet meer. Daarnaast is in datzelfde rapport te lezen dat klager op 4 augustus 2022 voor het eerst sinds zijn veroordeling in april 2013 het ziekenhuis heeft bezocht. Ook dit klopt niet, omdat hij al op 8 december 2014 het ziekenhuis heeft bezocht.

Klager is niet vluchtgevaarlijk en in de inrichting vertoont hij geen agressief gedrag. Het enkele feit dat hij voor een maatschappelijk gevoelig delict is veroordeeld tot een hoge gevangenisstraf, maakt dit niet anders. Het was voor klager niet mogelijk om te ontsnappen. De behandelkamer waar hij het gesprek had en waar hij werd onderzocht, had geen ramen. De enige uitweg was via de deur. Het had voor de hand gelegen als de medewerkers van DV&O buiten hadden gewacht. Op deze manier had de veiligheid voldoende gewaarborgd kunnen worden. 

Het klopt niet helemaal dat klager toestemming gaf aan de medewerkers van DV&O om aanwezig te zijn in de kamer. Klager vroeg aan de medewerkers van DV&O of zij buiten wilden wachten en wees daarbij – ter onderbouwing van zijn standpunt – op de jurisprudentie van de RSJ. Aan klager werd daarop medegedeeld dat het ging gebeuren zoals de medewerkers van DV&O hadden voorgesteld, namelijk dat zij aanwezig zouden zijn in de kamer. Als klager daar niet akkoord mee zou gaan, moest hij weer terug naar de inrichting. Ook werd tegen klager gezegd dat als hij de discussie aan zou gaan met de medewerkers van DV&O, de medewerkers van DV&O klager direct mee zouden nemen naar de inrichting. Het onderzoek was noodzakelijk en klager koos uiteindelijk voor zijn gezondheid. 

Standpunt van de directeur
Het is begrijpelijk dat het voor klager zeer ingrijpend is geweest dat er medewerkers van DV&O aanwezig waren in de behandelkamer. Als een verpleegkundige van de inrichting meegaat en aanwezig is in de behandelkamer, is het in beginsel niet nodig om ook nog twee medewerkers van DV&O aanwezig te laten zijn in diezelfde kamer. De directeur heeft nog wel aan DV&O te kennen gegeven dat wat hem betreft er geen andere personen dan de verpleegkundige van de PI in de behandelkamer aanwezig hoefden te zijn. DV&O heeft echter uiteindelijk bepaald dat de twee medewerkers van DV&O toch mee naar binnen gingen. Op deze zelfstandige beslissing van DV&O heeft de directeur geen invloed gehad. 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 42, vierde lid, onder c van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) draagt de directeur zorg voor de overbrenging van de gedetineerde naar het ziekenhuis, indien de behandeling van de gedetineerde door een arts daar plaatsvindt. De directeur is verantwoordelijk voor de wijze van uitvoering van dit vervoer, ook al wordt het vervoer (in opdracht van de directeur) uitgevoerd door DV&O. Deze verantwoordelijkheid van de directeur strekt zich ook uit tot het verblijf van de gedetineerde in het ziekenhuis in het kader van een behandeling.

Verder geldt dat het contact tussen een arts en een patiënt vertrouwelijk is. Op de inhoud van een dergelijk contact is de geheimhoudingsplicht van de arts van toepassing, wat betekent dat de door de patiënt verstrekte informatie niet zonder diens toestemming aan derden mag worden verstrekt (artikel 457 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek). Gelet hierop – en ook gelet op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 2, derde lid, van de Pbw – moet het uitgangspunt zijn dat er, bij een bezoek van een gedetineerde aan een arts (in het ziekenhuis), geen toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandel- of spreekkamer. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de aanwezigheid van personeel in de behandel- of spreekkamer uit veiligheidsoverwegingen (strikt) noodzakelijk is, en als de aanwezigheid van personeel proportioneel en subsidiair is.

De directeur dient een zelfstandige belangenafweging te maken tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde bij raadpleging van/behandeling door een arts zonder dat daarbij toezichthoudend personeel aanwezig is, en anderzijds het algemene belang van handhaving van de orde en veiligheid en de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming (vgl. RSJ 26 augustus 2013, 13/1368/GA).

Artikel 19 van de Regeling vervoer van justitiabelen bepaalt dat de transportgeleider bij een bezoek van een gedetineerde aan een arts standaard aanwezig is in de behandel- of spreekkamer, tenzij de behandelaar uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de gedetineerde buiten de tegenwoordigheid van de transportgeleider wenst te onderzoeken of te behandelen. Gelet op het hiervoor genoemde uitgangspunt, is deze bepaling echter in strijd met hogere wet- en regelgeving (RSJ 30 maart 2020, R-19/3386/GA).

De beroepscommissie overweegt verder als volgt. Vaststaat dat twee medewerkers van DV&O aanwezig waren in de ruimte waar klager medisch contact had met een arts en waar de medische ingreep plaatsvond. Daarnaast was de medische ingreep indringend van aard en privacygevoelig. Niet is gebleken dat klager bekend stond als vluchtgevaarlijk of dat hij in de inrichting gevaarlijk of agressief gedrag vertoonde. Ook is niet gebleken dat aan de behandelend arts is gevraagd of die het nodig achtte dat de medewerkers van DV&O aanwezig zouden zijn in de behandelkamer. Verder – zo volgt uit het niet weersproken standpunt van klager ter zitting – waren er voor klager geen vluchtmogelijkheden via (bijvoorbeeld) de ramen. De behandelkamer kon alleen betreden en verlaten worden via een en dezelfde deur. Bovendien was er vanuit de PI ook nog een verpleegkundige aanwezig om toezicht te houden op het verloop van de behandeling. Gezien deze omstandigheden is niet aannemelijk geworden dat de aanwezigheid van de twee medewerkers van DV&O in de behandelkamer uit veiligheidsoverwegingen strikt noodzakelijk was. Bovendien is niet duidelijk waarom het geen reëel alternatief was om de medewerkers van DV&O achter deze deur – en dus niet in dezelfde ruimte als klager – te positioneren.

Gelet op het bovenstaande is sprake van een schending van het recht op privacy van klager. Deze schending valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur en komt aldus ook voor diens rekening. De stelling van de directeur dat het een zelfstandige beslissing van DV&O betreft wordt dus niet gevolgd. 

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager ongemak heeft ondervonden doordat zijn privacy is geschonden en dit ongemak niet meer ongedaan kan worden gemaakt, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €25,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.


Deze uitspraak is op 27 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en M. Bakker, Msc., leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven