Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34092/SGA, 13 juni 2023, schorsing
Uitspraakdatum:13-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34092/SGA

              

Betreft [verzoeker]

Datum 13 juni 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft op 1 juni 2023 verzoekers deelname aan het penitentiair programma (PP) beëindigd en verzoeker teruggeplaatst naar de gevangenis van de PI Achterhoek met ingang van 1 juni 2023 en eindigend op 17 juni 2023.

 

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, en van de nadere reactie van verzoekers raadsman mr. M. de Reus en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

 

Namens verzoeker wordt aangevoerd dat hij enige tijd deelnam aan een PP. Verzoeker moest zich op 1 juni 2023 melden in de PI. Verzoeker heeft toen met de directeur gesproken waarbij aan verzoeker is aangegeven dat hij tot 17 juni 2023, einddatum van zijn detentie, in de PI Achterhoek geplaatst zal worden. Daarmee heeft de directeur zelfstandig verzoekers deelname aan het PP beëindigd. Deze beslissing is genomen omdat het dienstverband tussen verzoeker en zijn werkgever is beëindigd per 1 juni 2023. Verzoeker heeft pas op 4 juni 2023, en derhalve drie dagen na zijn insluiting in de PI, een schriftelijke mededeling ontvangen omtrent de redenen daartoe. Op grond van artikel 9, derde lid, van de Penitentiaire Maatregel (Pm) dient een dergelijke mededeling onverwijld te worden gedaan, hetgeen niet is gebeurd. Verzoeker heeft tijdens het gesprek aangegeven dat hij bij een ander bedrijf zou kunnen werken op korte termijn en heeft dit met een stuk onderbouwd. De directeur heeft geen acht geslagen op dit stuk. De directeur kan uitsluitend zelfstandig beslissen tot onmiddellijke beëindiging van een PP indien dit dringend noodzakelijk is. Die dringende noodzaak was er in verzoekers geval niet aangezien hij op zeer korte termijn weer aan de slag kan bij een andere werkgever.

 

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat het PP van verzoeker is beëindigd, omdat vanuit zijn werkgever is bevestigd dat zijn dienstverband beëindigd wordt. Verzoeker heeft zich te vaak ziekgemeld en daarnaast bij aanwezigheid onvoldoende gepresteerd. Ook wordt er getwijfeld of verzoeker het fysiek wel aankan. Er is ook geen zicht op ander werk voor hem. Hieruit volgt dat verzoeker geen invulling meer heeft voor het PP en daarom is teruggeplaatst naar de gevangenis. De beslissing is op 1 juni 2023 aan verzoeker uitgereikt en verzoeker heeft tijdens het horen geen document verstrekt waaruit zou blijken dat hij op korte termijn aan de slag gaat bij een andere werkgever. Ook uit een schriftelijke mailwisseling van 31 mei 2023 tussen verzoekers casemanager en de reclassering blijkt niets van een nieuwe werkgever. De reclassering heeft aangegeven dat verzoeker ziek was, maar zich bij de reclassering niet ziek had gemeld en niet transparant is geweest.

 

Daargelaten de vraag of de beslissing onverwijld is uitgereikt, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter was er ten tijde van de genomen beslissing voldoende dringende noodzaak om het PP te beëindigen gelet op het ontbreken van werk en het onvoldoende door verzoeker concreet gemaakte nieuwe werk. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 13 juni 2023 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven