Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0956/TB, 25 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:25-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/956/TB

betreft: [klager] datum: 25 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.J.J.E. Stassen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 april 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. M.J.J.E. Stassen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in FPC De Oostvaarderskliniek (hierna: Oostvaarderskliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 30 juli 2004 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. De v-i.-datum en
aansluitende aanvang van de tbs is berekend op 18 juli 2011. Vanaf 19 juli 2007 komt klager in aanmerking voor vervroegde tenuitvoerlegging van de tbs.
De Staatssecretaris heeft op 9 april 2008 beslist klager met toepassing van artikel 13 Wetboek van Strafrecht in verbinding met artikel 41 Penitentiaire maatregel te plaatsen in de Oostvaarderskliniek. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van
het beroep nog niet gerealiseerd. Klager verblijft in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in de Oostvaarderskliniek, die louter is ingegeven door capaciteitsproblematiek. Daarvan zal geen sprake zijn. Klager is namelijk bereid langer te wachten op plaatsing in de Pompestichting en iemand
anders kan in zijn plaats in de Oostvaarderskliniek worden opgenomen.
Klager dient in de Pompestichting te worden geplaatst. Hij heeft zich altijd georiënteerd op een plaatsing in de Pompestichting. Klager is tijdens zijn verblijf in het huis van bewaring Arnhem Zuid als patiënt ingeschreven geweest van Kairos Arnhem, de
forensisch psychiatrische polikliniek van de Pompestichting, op basis van het project Behandelen in Detentie, en op verzoek van de psycholoog van genoemd huis van bewaring. Klager heeft in dat kader van 17 februari 2004 tot en met 14 september 2004
negen gesprekken met een psychotherapeut van de Pompestichting gehad. Van 14 juni 2005 tot en met 30 mei 2006 heeft klager verder eenmaal per 14 dagen een gesprek met een SPV-er gehad. Doelstelling was klager begeleiding te bieden tijdens detentie en
in
het omgaan met emoties teneinde detentieschade te voorkomen en zijn motivatie voor behandeling na detentie vast te houden. Klager is daardoor uitermate gemotiveerd om te worden behandeld door de Pompestichting, waarin hij een groot vertrouwen heeft
gekregen. Dit is van groot belang, waar in de pro justitia rapportage van 14 januari 2004 wordt aangegeven dat klager niet gemakkelijk een vertrouwelijke (behandel)relatie zal aangaan en dat het opbouwen daarvan veel tijd en energie zal vergen. Bij
plaatsing in de Oostvaarderskliniek bestaat een groot gevaar dat de behandelmotivatie wegvalt en behandeling veel langer en moeizamer zal zijn.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het project Behandelen in Detentie gaat buiten de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van justitie om en vindt plaats op eigen initiatief van tbs-gestelden in samenspraak met medewerkers van het huis van bewaring. Deelname aan een
dergelijk project, dat kan plaatsvinden voordat een selectiebeslissing is genomen, heeft geen invloed op de door de Staatssecretaris gehanteerde aselecte plaatsingssystematiek. Dit moet uitdrukkelijk worden onderscheiden van een preklinische
interventie, die kan plaatsvinden nadat de selectiebeslissing is genomen, waarbij een tbs-gestelde ter voorbereiding op plaatsing in een bepaalde kliniek wordt geplaatst in een p.i. in de buurt van die kliniek.
Klager is met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen, conform de aselecte plaatsingssystematiek, vanuit de centrale wachtlijst geplaatst op de wachtlijst voor de kliniek waar hij het snelst geplaatst kan worden. Gelet op het huidige
capaciteitsprobleem kan geen gehoor worden gegeven aan zijn voorkeur voor plaatsing in de Pompestichting. Als in dit soort situaties afgeweken zou worden van de aselecte plaatsingssystematiek, zou dat leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor
plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn.

4. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de voorkeur van tbs-gestelden voor een bepaalde tbs-inrichting, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het
belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
Klagers stelling dat plaatsing in de Pompestichting meer aangewezen is, kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit de voorhanden zijnde stukken niet is gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers
behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in de Pompestichting, dat dit dient te prevaleren boven het belang van een plaatsing op korte termijn in de Oostvaarderskliniek. Klager heeft weliswaar tijdens detentie begeleiding
vanuit Kairos, een onderdeel van de Pompestichting, gekregen, maar dat was tijdens zijn tot 30 mei 2006 durende verblijf in het huis van bewaring Arnhem Zuid in het kader van het buiten DJI om plaatsgevonden hebbende project Behandelen in Detentie en
niet ter voorbereiding op plaatsing in een bepaalde kliniek volgens het aselecte plaatsingsbeleid in het kader van preklinische interventie.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager te plaatsen in de Oostvaarderskliniek, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven