Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/25064/GA, 6 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/25064/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 6 juli 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de wijze waarop de aan hem op 1 december 2021 opgelegde ordemaatregel van plaatsing in isolatie op eigen cel (zonder hem voorafgaand te horen) ten uitvoer is gelegd waardoor hij niet (voldoende) in de gelegenheid is gesteld te douchen en hem het recht op luchten is ontnomen.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 20 december 2021 het beklag ongegrond verklaard (G-2021-756 en G-2021-757). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. R.B.M. Poppelaars, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is niet gehoord door de beklagrechter. Dit kan niet worden gerechtvaardigd. Klager is ook niet gehoord voorafgaand aan het opleggen van de bestreden ordemaatregel.

 

Vanwege een coronabesmetting is aan klager een ordemaatregel opgelegd. De beklagrechter heeft geoordeeld dat deze ordemaatregel redelijk is. De beklagrechter gaat er echter volledig aan voorbij dat deze situatie zich voordoet meer dan anderhalf jaar na het ontstaan van de coronapandemie. Van een PI mag worden verwacht dat deze de organisatie zodanig inricht, dat een ordemaatregel in dit soort gevallen niet meer nodig is.

 

Het verweer is telkens dat zolang de directeur uitlegt hoe op een situatie in het licht van corona is geanticipeerd, een isolatie redelijk wordt geacht. Klager is gecompenseerd door de directeur door aan hem een zakje chips aan te bieden en klager is in de gelegenheid gesteld om een film te kijken, maar dat geeft klager geen frisse lucht en voorziet ook niet in de mogelijkheid tot persoonlijke hygiëne. De suggestie van de beklagrechter dat een douche een luxe betreft, die simpel kan worden vervangen door een kraantje in de cel, geeft een gebrek aan besef van de omvang van de zorgplicht van de directeur. 

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft niet gereageerd op het beroep.

 

3. De beoordeling

Niet horen van klager bij de beklagrechter

Voor zover het beroep de klacht betreft, dat er sprake is geweest van gebreken bij de behandeling door de beklagrechter, kan dit niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden, nu in beroep een nieuwe behandeling van het beklag plaatsvindt. 

 

Verzoek om horen bij de beroepscommissie

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Omvang van het beroep

Aan klager zijn twee ordemaatregelen opgelegd: één op 24 november 2021, vanwege een quarantaineplaatsing en één op 1 december 2021, omdat klager positief testte op het coronavirus en hij toen in isolatie is geplaatst. Uit het beroepschrift volgt met zoveel woorden dat het beroep ziet op de ordemaatregel die op 1 december 2021 is opgelegd en dan in het bijzonder dat klager niet voorafgaand is gehoord aan het opleggen van deze maatregel, dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om voldoende te kunnen luchten en dat klager niet voldoende in staat is gesteld om zich te wassen. De beroepscommissie zal deze punten hierna inhoudelijk beoordelen.  

 

Het niet horen bij het opleggen van de ordemaatregel

Vast staat dat klager voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel niet is gehoord, wat op grond van artikel 57, eerste lid, onder c van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) wel is vereist. Hiervan kan slechts worden afgeweken ingeval van vereiste spoed of indien de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De directeur heeft toegelicht dat klager niet is gehoord vanwege de vereiste spoed in deze uitzonderlijke situatie binnen de inrichting.

 

De beroepscommissie overweegt dat voldoende aannemelijk is geworden dat het coronavirus op de afdeling waar klager verbleef zich in korte tijd verspreidde met vele besmettingen tot gevolg. Rondom de periode dat aan klager de bestreden ordemaatregel is opgelegd, waren vijfentwintig gedetineerden en een personeelslid besmet met het coronavirus. Hierop is spoedig besloten om klager in isolatie te plaatsen om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen.

 

Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat sprake was van zodanige spoed, dat deze een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigt.

 

Niet een uur per dag mogen luchten

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat het recht op luchten, zoals bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Pbw, zo fundamenteel is dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. De inrichting dient extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid wordt gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te bieden.

 

De beroepscommissie concludeert dat gedurende de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel niet is voldaan aan klagers wettelijk recht om in de gelegenheid te worden gesteld om dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven, nu klager in de gelegenheid is gesteld om een half uur per dag te luchten. Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft onderhavig geval evenwel een dusdanig uitzonderlijke situatie dat een schending van dit recht kon worden gerechtvaardigd. De beroepscommissie acht het niet onbegrijpelijk dat in de dagen na de constatering van de eerste besmetting door een aantal positieve uitslagen op het coronavirus en in het verlengde daarvan het groeiende besmettingsgevaar, het (volledig) in de gelegenheid stellen van de gedetineerden om te luchten niet meer (goed) mogelijk was. Daarnaast heeft de directeur aangevoerd dat het in het licht van de gezondheid van de gedetineerden en de personeelsleden niet te regelen is om klager individueel te laten luchten, zonder dat het risico gelopen wordt op onderlinge besmetting. Ten slotte heeft de directeur de gedetineerden – dus ook klager – voldoende gecompenseerd, door aan de gedetineerden de mogelijkheid te bieden om te kunnen beeldbellen. Ook is aan de gedetineerden €10,- aangeboden en is er gedurende de looptijd van de maatregelen dagelijks een versnapering aangeboden.

 

Niet douchen

Op grond van artikel 44, vierde lid, van de Pbw draagt de directeur er zorg voor dat een gedetineerde in staat wordt gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen. Aan dit recht is geen minimumaantal uren verbonden. Ingevolge de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3) duidt ‘naar behoren’ erop dat dit binnen redelijke grenzen dient te geschieden (vgl. RSJ 20 april 2021, R 19/5527/GA). In artikel 4.4 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen wordt voorts voor douchen een minimum frequentie van twee keer per week gesteld. Uit artikel 4.4 van de huisregels van de PI Sittard volgt dat een gedetineerde verplicht is minimaal tweemaal per week te douchen.

 

Uit de stukken komt naar voren dat de PI Sittard, in het bijzonder op de afdeling waar klager verbleef, in november 2021 te kampen had met een snel oplopend aantal coronabesmettingen onder de gedetineerden. Hierdoor ontstond er een bijzondere en risicovolle gezondheidssituatie. Klager verbleef in quarantaine, omdat vijfentwintig gedetineerden en een personeelslid positief scoorden op corona. Op 1 december 2021 scoorde klager positief op corona en hij moest toen in isolatie blijven.

 

Tijdens deze quarantaine (en klagers isolatie) is een aantal strikte maatregelen getroffen, waaronder het tijdelijk niet kunnen douchen, om de gezondheid en de veiligheid van de gedetineerden en het personeel te kunnen waarborgen. Omdat de gedetineerden in deze periode niet konden douchen zijn zij in de gelegenheid gesteld om zich op hun cel te wassen met warm en stromend water.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat klagers recht op persoonlijke verzorging gedurende de quarantaine en isolatie onvoldoende kon worden gerealiseerd. De schending van dat recht kan gelet op de omstandigheden echter worden gerechtvaardigd. Daarbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat de directeur in de gegeven omstandigheden zo goed mogelijk geprobeerd heeft aan zijn zorgplicht te voldoen, waarbij klager in de gelegenheid is gesteld om zich op zijn eigen cel te wassen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 6 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter, mr. R. Raat en mr. E. Dinjens, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven