Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28736/GA, 19 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/28736/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 19 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 14 juni 2022 niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 28 juli 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-923). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur erkent dat luchten een essentieel recht is en dat de directeur een extra inspanning dient te verrichten om het luchten te laten plaatsvinden. Ook erkent de directeur dat indien het luchten niet kan plaatsvinden, dit gecompenseerd moet worden. Wegens een personeelstekort is er niet gelucht. De directeur heeft het gemiste luchtmoment niet gecompenseerd. De directeur heeft een zorgplicht om voor voldoende personeel te zorgen, zodat het dagprogramma niet in het geding komt. Klager heeft eerder een uitspraak ontvangen waarin het recht op luchten is bestempeld als een grondrecht en waarbij aan hem een compensatie van €12,50 is toegekend voor elk gemist luchtmoment.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij het in beklag gevoerde verweer en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

Uit de stukken komt naar voren dat op 14 juni 2022 een grootschalige (geplande) spitactie naar contrabande heeft plaatsgevonden in de PI Krimpen aan den IJssel door het Interne Bijstands Team en de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid, waardoor klager die dag niet heeft kunnen luchten. Klager is hiervoor niet gecompenseerd.

 

Op grond van artikel 49, eerste en derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) – voor zover hier van belang – heeft de gedetineerde recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht, voor zover zijn gezondheid zich daar niet tegen verzet en draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.

 

Vast staat dat klager op 14 juni 2022 – in strijd met het bepaalde in artikel 49, eerste lid, van de Pbw – niet heeft kunnen luchten vanwege een spitactie. Het recht op luchten is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden.

 

Uit de stukken volgt dat de directeur geen (extra) inspanningen heeft verricht om klager niet te beperken in zijn recht op luchten. Voorts volgt uit het verweer van de directeur in beklag dat geen nieuw luchtmoment of andere vorm van compensatie werd aangeboden, vanwege de omvang van de groep gedetineerden en een personeelstekort.

 

Zo al sprake zou zijn van een zeer uitzonderlijk geval waardoor klager is beperkt in zijn recht, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet gebleken van het verrichten van extra inspanningen om een passende compensatie aan klager te kunnen bieden voor het vervallen luchtmoment. De redenen die de directeur noemt waarom dat niet van haar kan worden verlangd zijn niet zwaarwegend genoeg. Daarmee heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende invulling gegeven aan de op haar rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Pbw.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van het gemiste luchtmoment niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €12,50.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

 

Deze uitspraak is op 19 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven