Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34326/SGA, 19 juni 2023, schorsing
Uitspraakdatum:19-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/34326/SGA

    

Betreft [verzoeker]

Datum 19 juni 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van het Detentiecentrum Rotterdam (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag van een urinecontrole, ingaande op 14 juni 2023 om 15:45 uur en eindigend op 19 juni 2023 om 15:45 uur.

 

Verzoekers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk DT-2023-000230).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

Namens verzoeker is aangevoerd dat zijn voorlopige hechtenis met ingang van 23 mei 2023 geschorst is geweest voor de duur van twee weken. De urinecontrole waarvoor verzoeker is bestraft, heeft plaatsgevonden na die schorsing. Verzoeker heeft positief gescoord op het gebruik van softdrugs, maar een middelenverbod was geen onderdeel van zijn schorsing. Verzoeker heeft in detentie geen drugs gebruikt en uit de beslissing volgt niet om welke reden de directeur meent dat verzoeker in dit geval moet worden gestraft. Een en ander klemt te meer nu verzoeker eerder door de rechtbank is geschorst – zonder middelenverbod – en hij toen bij binnenkomst in de inrichting ook niet is gestraft naar aanleiding van een positieve urinecontrole.

 

De directeur voert aan dat verzoekers detentie op 23 mei 2023 is geschorst en dat verzoeker op 13 juni 2023 weer de inrichting is binnengekomen na deze schorsing. Zoals gebruikelijk is toen een urinecontrole bij hem uitgevoerd. Er was sprake van een positieve uitslag voor wat betreft het gebruik van softdrugs. De directeur is van mening dat een gedetineerde die in detentie verblijft, bekend is met het feit dat gebruik van verdovende en verboden middelen (conform de huisregels en de Penitentiaire beginselenwet) kan leiden tot een disciplinaire straf en dat dit ook niet mag tijdens het (tijdelijk) verlaten van de inrichting. De schorsing wordt als een korte onderbreking van de detentie gezien, aldus de directeur.

 

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, als volgt.

Uit de stukken komt naar voren dat verzoekers voorlopige hechtenis vanaf 23 mei 2023 geschorst is geweest en dat hij op 13 juni 2023 – drie weken later – terug in de inrichting is gekomen. Verder volgt onweersproken uit de stukken dat verzoekers middelengebruik tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, en dus buiten de inrichting, heeft plaatsgevonden en dat een verbod op het gebruik van middelen geen voorwaarde was van die schorsing. Gelet daarop acht de voorzitter – nog steeds voorlopig oordelend – de beslissing van de directeur om verzoeker de bestreden disciplinaire straf op te leggen vanwege de positieve uitslag die het gevolg is van middelengebruik buiten de inrichting, zodanig onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing zal worden geschorst met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 19 juni 2023 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven