Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/34277/SGA, 16 juni 2023, schorsing
Uitspraakdatum:16-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          23/34277/SGA

 

Betreft [verzoeker]

Datum 16 juni 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur) heeft op 6 juni 2023 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

 

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

 

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (beklagkenmerk AR 2023/491) en van de desgevraagde nadere reactie van de directeur van 16 juni 2023.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. De voorzitter overweegt daartoe als volgt.

 

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.

 

Uit de bestreden beslissing volgt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is aangemerkt. Daarbij is benoemd dat verzoeker zich niet aan de afspraken houdt, nu hij op 8 mei 2023 te laat op de arbeid kwam omdat hij stond te douchen. Verzoeker heeft daarvoor een voorwaardelijke cellulaire disciplinaire straf van drie dagen gekregen. Verder komt uit de beslissing naar voren dat verzoeker op meerdere onderdelen ‘gewenst’ gedrag heeft laten zien in de periode van zes weken dat zijn gedrag is beoordeeld.

 

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter volgt uit de stukken onvoldoende dat verzoeker met zijn gedrag geen verantwoordelijkheid heeft getoond voor zijn re-integratie. De beslissing van de directeur om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma is enkel gebaseerd op de bovengenoemde incidentele gedraging van 8 mei 2023. Verzoeker heeft daarvoor een voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd gekregen, wat als een waarschuwing kan worden gezien. Zijn gedrag is verder als ‘gewenst’ aangemerkt door de directeur. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter de bestreden beslissing op voorhand zodanig disproportioneel en daarmee onredelijk en onbillijk dat het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 16 juni 2023 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven