Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27468/GA, 30 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/27468/GA

 

Betreft [Klager]

Datum 30 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de interne overplaatsing van de locatie Eikenlaan naar de locatie Maatschapslaan van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn op 11 april 2022.

De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 16 mei 2022 het beklag ongegrond verklaard (AE 2022/340). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. S. Konya, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Alphen (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 15 februari 2023 heeft mr. A. Knol zich als raadsvrouw in deze zaak gesteld.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Van een bewaarder in de locatie Eikenlaan heeft klager te horen gekregen dat hij daar zou blijven, gelet op zijn claustrofobie en bronchitis. In de cel in de locatie Eikenlaan kon klager namelijk een luik openen en was er ventilatie. Desondanks is klager overgeplaatst naar de locatie Maatschapslaan, alwaar hij in zijn cel geen luik of ventilatie heeft. Dat is voor klager zo goed als ondraaglijk. Daarnaast is de cel kleiner, is het regime sober(der) en zit klager langer ingesloten. Klager wenst dan ook terug te worden geplaatst naar zijn voormalige cel in de locatie Eikenlaan.

In de locatie Eikenlaan kon klager het met zowel de medische dienst als met de psycholoog goed vinden. De medische dienst was op de hoogte van klagers contra-indicatie voor een plaatsing in een meerpersoonscel (MPC). Bekend zou dan ook moeten zijn dat klager medicijnen gebruikt tegen oplopende spanningsklachten en slaapproblemen, onder meer ten gevolge van zijn claustrofobie.

De directeur heeft tot slot niet binnen een termijn van zeven werkdagen gereageerd op klagers beklag.

 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt.

3. De beoordeling

Ten aanzien van klagers stelling dat de directeur in de beklagprocedure niet binnen een termijn van zeven werkdagen heeft gereageerd op het beklag, merkt de beroepscommissie op dat zij uit de stukken niet kan opmaken of de directeur door de beklagcommissie een termijn van zeven werkdagen is geboden om schriftelijk te reageren. Als dit het geval is geweest en door de directeur niet binnen die termijn is gereageerd, dan is dat weliswaar onwenselijk te noemen, maar dat kan niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden. Overigens is in artikel 63, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur zo spoedig mogelijk schriftelijke inlichtingen verschaft aan de beklagcommissie.

 

Beoordelingskader

Uit artikel 3, eerste lid, van de Pbw volgt dat de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: de Minister) penitentiaire inrichtingen aanwijst en dat een inrichting kan zijn gevestigd op verschillende locaties binnen hetzelfde arrondissement. Op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw wijst de directeur iedere gedetineerde een verblijfsruimte toe.

Een beslissing tot een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde inrichting werd tot 1 januari 2021 genomen door de Minister, en namens deze de selectiefunctionaris. Per 1 januari 2021 beslist de directeur hierover, mits de locaties zich in hetzelfde arrondissement bevinden.

In de bestemmingsaanwijzing van de PI Alphen van 30 juni 2021 is bepaald dat de afdelingen van de ‘percelen’ Maatschapslaan en Eikenlaan worden aangeduid als de Penitentiaire Inrichting Alphen. Het is de beroepscommissie bekend dat veelal wordt gesproken over de ‘locaties’ Maatschapslaan en Eikenlaan, zo ook op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient in ieder geval onder de huidige wetgeving een overplaatsing tussen de Maatschapslaan en Eikenlaan te worden aangemerkt als een overplaatsing naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting. De directeur is dus bevoegd om daartoe te beslissen.

In geval de directeur een beslissing neemt tot een interne overplaatsing van een gedetineerde naar een andere locatie binnen dezelfde penitentiaire inrichting, dan hoort de directeur de gedetineerde, ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder l, van de Pbw, alvorens zijn beslissing te nemen. Het horen kan volgens artikel 57, derde lid, van de Pbw achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstoestand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pbw geeft de directeur van voornoemde beslissing de gedetineerde onverwijld een met redenen omklede, schriftelijke mededeling.

 

Inhoudelijke beoordeling

Klager is op 29 maart 2022 binnengekomen in de PI Alphen en op een inkomstenafdeling in de locatie Eikenlaan geplaatst. Op een inkomstenafdeling vindt de intake en screening plaats, waarna de gedetineerde wordt doorgeplaatst naar een reguliere afdeling. De duur van een verblijf op de inkomstenafdeling betreft maximaal veertien dagen. Klager is in dat kader op 11 april 2022 overgeplaatst naar een afdeling in de locatie Maatschapslaan.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat aan de keuze voor de locatie Maatschapslaan ten grondslag heeft gelegen dat klager een contra-indicatie heeft voor een plaatsing op een MPC. In de locatie Eikenlaan zijn enkel MPC’s aanwezig. De beroepscommissie komt de interne overplaatsing naar de locatie Maatschapslaan in dat kader niet onredelijk of onbillijk voor. De beroepscommissie acht het daarbij niet onbegrijpelijk dat de directeur klager in de locatie Eikenlaan geen MPC heeft toegekend waar hij alleen kan verblijven. Daarmee gaat immers een plek voor andere gedetineerde verloren en bestaat de kans dat klager bij een gebrek aan capaciteit alsnog intern naar de locatie Maatschapslaan of extern naar een andere inrichting moet worden overgeplaatst.

Met betrekking tot de stelling dat klager – kort gezegd – in nadeligere detentieomstandigheden in de locatie Maatschapslaan zou verblijven, overweegt de beroepscommissie dat het niet aannemelijk is geworden dat klagers verblijf in de locatie Maatschapslaan niet voldoet aan de eisen die daaraan in de Pbw en/of de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen worden gesteld. Het kan wel zijn dat er verschillen zijn tussen de beide locaties, maar dat hoeft de directeur er op zichzelf niet van te weerhouden om klager intern over te plaatsen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur inhoudelijk gezien niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

 

Klager heeft in de beklagprocedure aangevoerd dat hem de reden voor de overplaatsing niet is medegedeeld. Uit de stukken is daarnaast niet gebleken dat klager is gehoord. De directeur heeft niet te kennen gegeven dat sprake was van zodanige spoed dat horen niet mogelijk was dan wel dat de gemoedstoestand van klager aan het horen in de weg stond, zoals bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Van een geldige reden die een uitzondering op het essentiële recht om te worden gehoord rechtvaardigt, is dan ook niet gebleken. Uit de stukken is evenmin gebleken dat de beslissing (met redenen omkleed) op schrift is gesteld.

Gelet op het voorgaande kleven aan de beslissing tot de interne overplaatsing formele gebreken. Het beroep en het beklag zullen (uitsluitend) om deze reden gegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet in de formele gebreken aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Bij de bepaling hiervan zal de beroepscommissie aansluiting zoeken bij het standaardbedrag dat zij hanteert voor het verblijf in een verkeerde inrichting met het juiste regime, te weten €40,- per maand. De hoogte van de tegemoetkoming zal de beroepscommissie beperken tot een derde van het bedrag dat bij een inhoudelijke gegrondverklaring zou zijn toegekend, namelijk (afgerond) €15,- .

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €15,-.

 

 

Deze uitspraak is op 30 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. A.B. Baumgarten en mr. C. Fetter, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven