Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30225/GV, 12 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/30225/GV

    

Betreft [klaagster]

Datum 12 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 oktober 2022 klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

 

Klaagsters raadsvrouw, mr. H.E. Berman, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster wenst tijdens kortdurend re-integratieverlof werk te verrichten in de tuin, zodat zij zich kan voorbereiden op het wennen aan werk/vrijheden na detentie. Zij is een langgestrafte gedetineerde met forse (psychische) problematiek, waarvoor zij zeer graag behandeld wil worden. Klaagster heeft last van extreme angsten, waardoor zij al bang is op de luchtplaats. Zij neemt haar re-integratie erg serieus en is een rustige en hardwerkende gedetineerde. Klaagster begrijpt niet waarom er wordt gehamerd op een risicotaxatie voor een functie die zij al lang vervult en voor werk op het eigen terrein van de inrichting.

 

In een eerdere afwijzing van klaagsters verzoek om kortdurend re-integratieverlof werd min of meer gesteld dat zij nog van ver moet komen, gelet op haar problematiek. Toch wordt ook benoemd dat zij pas last minute mag faseren, gelet op de termijnen. Als klaagster van ver komt of moet komen, moet zij ook ruim de tijd krijgen om zich voor te bereiden op vrijheden en de terugkeer in de maatschappij.

 

Tot slot geldt dat de reclassering niet heeft gesteld dat de psychische situatie van klaagster is verslechterd. Klaagster heeft daartoe twee e-mails van de reclassering overgelegd.

 

Klaagster verzoekt om het beroep mondeling te mogen toelichten.

 

Standpunt van verweerder

In het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan) van klaagster is het doel ‘ik wil mijn kansen vergroten op de arbeidsmarkt’ opgenomen. Klaagster stelt in haar verzoek om kortdurend

re-integratieverlof dat zij wil deelnemen aan de pilot groenvoorziening en daarvoor onder begeleiding van haar werkmeester op het terrein van de inrichting wil werken. Bij de pilot wordt een grote mate van zelfredzaamheid verwacht en is er niet doorlopend sprake van toezicht. Klaagster beschikt nog niet over de vereiste mate van zelfredzaamheid en komt bovendien pas eind oktober 2023 in aanmerking voor deze pilot.

 

Klaagsters casemanager heeft desgevraagd te kennen gegeven dat klaagster in de inrichting geen behandeling ontvangt. Zij heeft slechts onderhoudsgesprekken met de inrichtingspsycholoog. Klaagster is recent voor verdiepingsdiagnostiek gesproken door de reclassering. Het rapport daarover is nog niet officieel opgemaakt. Onderzocht is onder meer of klaagster gedurende haar detentie al kan worden behandeld voor haar problematiek en wat een goed behandeltraject voor haar zou zijn gedurende en na haar detentie. Het voorlopige advies is om klaagster vanaf een jaar voor de einddatum van haar detentie langdurig klinisch te laten opnemen en daarna toe te werken naar begeleid wonen. De startdatum van de klinische behandeling zou dan dus rond april 2024 liggen.

 

Klaagster heeft vanwege haar detentie momenteel geen drugsprobleem, maar gelet op haar ongewijzigde problematiek en haar grote mate van kwetsbaarheid wordt gevreesd voor terugval in middelengebruik na beëindiging van haar detentie, als geen structurele oplossing voor haar problemen geboden wordt.

 

Het voorgaande is een duidelijke contra-indicatie voor het verlenen van vrijheden aan klaagster op dit moment. Ook zal zij na de detentie nog worden doorgeplaatst naar een kliniek. Starten met arbeid is in deze fase nog niet aan de orde.

 

3. De beoordeling

Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De stukken bevatten voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen en klaagsters raadsvrouw heeft een reactietermijn gekregen om op de reactie van verweerder te reageren. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Klaagster is sinds 7 april 2013 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van achttien jaar met aftrek, wegens doodslag in vereniging en inbraak in vereniging. De einddatum van klaagsters detentie is momenteel bepaald op 4 april 2025.

 

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

 

De inhoudelijke beoordeling

Klaagster heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om onder voorwaarden en met de werkmeester te werken in de tuin ‘binnen het hekwerk’ van de inrichting. Verweerder heeft deze verlofaanvraag afgewezen, gelet op de aard van het door klaagster gepleegde delict, in samenhang met haar psychosociaal functioneren en haar middelenproblematiek. Daarnaast komt klaagster pas vanaf oktober 2023 in aanmerking voor de pilot arbeid en scholing en daarmee zou klaagster niet voldoen aan de criteria voor het verzochte kortdurende re-integratieverlof.

 

Het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Uit de stukken volgt dat klaagsters verzoek om in de tuin te werken, onder de pilot arbeid en scholing van de inrichting valt. Nu klaagster verzoekt om ‘binnen het hekwerk’ van de inrichting te mogen werken, is de beroepscommissie van oordeel dat klaagsters verzoek niet binnen het kader van kortdurend re-integratieverlof past.

 

Omdat het verzoek om in de tuin van de inrichting te werken binnen de beslissingsbevoegdheid van de directeur valt, had verweerder klaagsters verzoek in dit geval niet in behandeling moeten nemen en dit moeten doorsturen aan de directeur om daarop te beslissen. De beroepscommissie zal de bestreden beslissing daarom vernietigen en de stukken alsnog doorsturen naar de directeur van de locatie Nieuwersluis. 

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de bestreden beslissing en stuurt de stukken door naar de directeur van de locatie Nieuwersluis.

 

Deze uitspraak is op 12 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven