Nummer 23/32162/GB
Betreft [klager]
Datum 19 juni 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 8 februari 2023 beslist klagers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught met twaalf maanden te verlengen.
Klagers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de selectiefunctionaris, namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 26 april 2023.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ten aanzien van de c-grond
Klager verblijft al sinds 16 december 2020 in de EBI. Ten onrechte wordt aangenomen dat (nog altijd) sprake is van een onaanvaardbaar maatschappelijk risico in termen van aanwijzingen voor voorgezet crimineel handelen. Uit het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 9 december 2022 zou volgen dat het GRIP de eerdere informatie met betrekking tot de dreiging die van klager zou uitgaan, niet kan bevestigen of ontkrachten. De situatie zou volgens het GRIP onveranderd zijn. Dit volgt eveneens uit het GRIP-rapport van 10 januari 2023. De aangedragen informatie is niet voldoende actueel en concreet.
Enig verondersteld risico dat klager getuigen onder druk zou zetten om hun verklaring te wijzingen is afgenomen, gelet op de inhoudelijke behandeling die reeds heeft plaatsgevonden in de strafzaken. Een en ander klemt temeer, nu verweerder elke twaalf maanden een beslissing neemt omtrent de verlenging van het verblijf in de EBI. Hierin ziet klager strijd met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Persoonlijke omstandigheden
Klager wordt onderworpen aan extreme beveiligings- en toezichtsmaatregelen, waarbij het resocialisatiebeginsel en het uitgangspunt van humane bejegening in het gedrang komen. Het recht op ‘family life’ in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wordt op onaanvaardbare wijze beperkt. Er is in toenemende mate sprake van een sociaal isolement. Sinds klager in de EBI verblijft is zijn relatie beëindigd en spreekt hij zijn familie nog maar één keer per week. Bovendien gaat zijn gezondheid achteruit en wordt hij in zijn beleving ‘nog een keer’ gestraft. Tot slot is zijn gezichtsvermogen ernstig verslechterd.
Alternatieven
De verlenging druist in tegen het ultimum remedium karakter van de plaatsing. In een ander en lichter regime kunnen de maatschappelijke risico’s in voldoende mate worden beperkt.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Ten aanzien van de c-grond
Klager is veroordeeld voor het opdracht geven tot het plegen van ernstige strafbare feiten en het beïnvloeden van de rechtsgang, beide vanuit detentie. Deze gedragingen vallen onder voortgezet crimineel handelen vanuit detentie. Zelfs na klagers plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) is hij doorgegaan met vormen van voortgezet crimineel handelen. Op de AIT heeft klager contact gelegd met personen met een telefoonnummer op de goedgekeurde lijst en zich door hen laten doorverbinden met niet goedgekeurde telefoonnummers. Klager deinst er duidelijk niet voor terug om vanuit detentie aan derden opdracht te geven tot het plegen van ernstige strafbare feiten. Hij is veroordeeld tot een forse gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Hij is bijzonder wraaklustig en probeert telkens via zijn eigen netwerk de getuigen in zijn lopende strafzaak ernstige vrees aan te jagen, te bedreigen en zelfs te beschieten om hen te bewegen hun verklaringen in te trekken of te wijzigen.
Dat klager reeds is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar inzake de beschieting en bedreiging van zijn ex-vriendin, kan niet leiden tot de conclusie dat dit niet meer kan worden meegenomen in de overweging om klager in de EBI te plaatsen. Het hoger beroep in de verkrachtingszaak is immers aangehouden. Uit het GRIP-rapport van 9 december 2022 volgt dat de politie, voor wat betreft de eerdere informatie met betrekking tot de dreiging die van klager uitgaat, aangeeft dat de situatie niet is veranderd. Ook is vermeld dat de door de politie in het verleden genomen maatregelen in relatie tot de potentiële slachtoffers onverminderd van kracht blijven. Het GRIP heeft laten weten dat deze informatie nog actueel is.
Persoonlijke omstandigheden
Klager is voorlopig nog niet toe aan resocialisatie. Dit zal waarschijnlijk pas plaatsvinden in de tbs-setting.
Alternatieven
Op een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden is het mogelijk om contact te houden met de buitenwereld. Dit is ook mogelijk via medegedetineerden zonder toezichtsmaatregelen. Alleen in de EBI worden alle contacten met de buitenwereld gemonitord: zowel die van klager, als die van zijn medegedetineerden.
3. De beoordeling
De EBI is aangewezen als huis van bewaring en gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap, een individueel regime en een extra beveiligingsniveau.
Regelgeving
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), kunnen in de EBI gedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten;
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is;
c. een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van een vermoeden van algemeen gevaar voor de openbare orde of de veiligheid van personen, wegens levensbedreigend of anderszins zeer ernstig voortgezet crimineel handelen vanuit detentie; of
d. een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van algemeen gevaar voor de openbare orde en veiligheid van personen vanwege de aard van de verdenking, de aard van het misdrijf of de misdrijven waarvoor de gedetineerde is veroordeeld, de omstandigheden waaronder dat misdrijf of die misdrijven zouden zijn gepleegd of zijn gepleegd of de persoonlijkheid van de gedetineerde.
In artikel 1, aanhef en onder o, staat dat onder ‘voortgezet crimineel handelen’ wordt verstaan: handelen van een gedetineerde dat is gericht op:
- het voortzetten van dan wel deelnemen aan een samenwerkingsverband dat het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft;
- het ongeoorloofd beïnvloeden van het eigen dan wel van een ander strafproces; of
- het anderszins begaan van ernstige misdrijven.
Achtergrond
Klager is op 4 juli 2018 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging, vanwege de verkrachting van meerdere slachtoffers. Hij verblijft sinds 16 december 2020 in de EBI. De Regeling is sinds 17 december 2022 gewijzigd. Klager is in het kader van het overgangsrecht herbeoordeeld. Verweerder heeft klagers verblijf in de EBI verlengd, op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling (hierna: de c-grond).
Ten aanzien van de c-grond
Uit de stukken blijkt het volgende. In oktober 2020 heeft klager vanuit de locatie Esserheem via een in zijn bezit zijnde telefoon zijn ex-vriendin (en tevens een slachtoffer in de verkrachtingszaak) bedreigd en onder druk gezet om haar belastende verklaring tegen klager in te trekken. Vervolgens is het huis waar klagers ex-vriendin verbleef op 23 oktober 2020 beschoten. In het GRIP-rapport van 15 december 2020 staat dat uit onderzoek aan de telefoon van de schutter is gebleken dat hij op de avond voorafgaand aan de schietpartij, op 22 oktober 2020, van klager via Signal het adres van de woning (die de volgende dag is beschoten) heeft doorgekregen. Kort na het schieten wordt de tenaamgestelde van het vluchtvoertuig via de schutter bedankt door klager. Op 23 januari 2023 is klager veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor het opdracht geven tot het plegen van ernstige strafbare feiten en het beïnvloeden van de rechtsgang, beide vanuit detentie.
Daarnaast bestaat het ernstige vermoeden dat klager zich ook op de AIT heeft beziggehouden met voortgezet crimineel handelen vanuit detentie, nu in het selectieadvies staat dat tijdens zijn verblijf in de PI Leeuwarden is geconstateerd dat hij bij een contact met een nummer op de ‘white list’ zich liet doorverbinden met personen voor wie geen toestemming tot contact was, dat hij sprak over geldoverboekingen naar uitgevoerde opdrachten en dat hij met regelmaat de term ‘soldaten’ noemde.
Tot slot is van belang dat er tijdens klagers verblijf in de EBI, op 25 september 2021, bij het wassen van zijn winterjas, een simkaart is gevonden die – na onderzoek op de inhoud – te linken is aan hem. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat het telefoonnummer van een contact van klager, namelijk de schutter van de woning van klagers ex-vriendin, op de simkaart staat.
Dat klager reeds is veroordeeld voor de beschieting en bedreiging van zijn ex-vriendin, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot de conclusie dat dit niet meer kan worden meegenomen in de overweging om klagers verblijf in de EBI te verlengen. Hij is immers nog niet onherroepelijk veroordeeld in de verkrachtingszaak en daarnaast spelen thans ook mogelijke wraakgevoelens een rol. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat klager nogmaals opdracht zou (willen) geven voor het plegen van ernstige delicten.
De beroepscommissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat klager nog steeds een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt vanwege het gevaar dat hij vormt voor de veiligheid van personen, wegens een vermoeden van zeer ernstig (levensbedreigend) voorgezet crimineel handelen vanuit detentie.
Persoonlijke omstandigheden
Hoewel de beroepscommissie erkent dat een verblijf in de EBI zwaar is, overweegt zij ten aanzien van het beroep op het EVRM dat op grond van het tweede lid van artikel 8 van het EVRM (eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven) inmenging is toegestaan voor zover die bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder meer het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Dat is hier het geval (vergelijk RSJ 30 september 2022, 22/27907/GB).
Conclusie
Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat klager voldoet aan de c-grond. De beroepscommissie acht ook voldoende aannemelijk dat toepassing van maatregelen voor gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen) of andere toezichtmaatregelen (bij plaatsing van klager in een minder beveiligde inrichting) de genoemde risico’s op dit moment onvoldoende kan beperken. Voor zover klager de duur van de plaatsing aan de orde stelt, geldt dat deze duur voortvloeit uit de Regeling. De bestreden beslissing voldoet naar het oordeel van de beroepscommissie, ook ondanks deze langere duur, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De bestreden beslissing kan daarom – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 19 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door de secretaris.
voorzitter