Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32789/GV, 22 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32789/GV

               

Betreft […]

Datum 22 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[…] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 maart 2023 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

 

Klagers raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, zodat hij een multidisciplinair overleg/evaluatiegesprek kan bijwonen van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Klager heeft de noodzaak van zijn aanwezigheid overduidelijk aangetoond, mede door het overleggen van deskundige berichten van buiten de inrichting. Zijn zoon wordt behandeld voor psychiatrische problematiek en een angst- en stressstoornis. De behandelaren zijn van mening dat klager aanwezig diende te zijn bij het multidisciplinaire overleg dat (mede) zou gaan over de behandeling en de voortgang daarvan. Hij heeft het eenhoofdige gezag over zijn zoon en probeert zoveel mogelijk invulling te geven aan zijn rol als opvoeder. De partner van klager bekommert zich over de dagelijkse zorg en opvoeding van zijn zoon.

 

Het bijwonen van het overleg vanuit detentie was geen reëel en uitvoerbaar alternatief. Het is allereerst praktisch niet mogelijk om alle partijen naar de locatie Esserheem te Veenhuizen te laten afreizen. Daarbij zou klagers privacy en die van zijn zoon door de toegepaste bewaking tijdens het bezoek zodanig onder druk komen te staan, dat hij heeft aangegeven dit niet te willen. Daarnaast is beeldbellen geen mogelijkheid, omdat de jeugdbeschermingsorganisatie vanwege privacy-redenen geen gebruik wil maken van Jitsi. Dit volgt uit de in het vrijhedenadvies opgenomen e-mailpassage van 13 januari 2023, afkomstig van de jeugdbeschermer.

 

Standpunt van verweerder

De jeugdbeschermer en klager zelf vinden het, zo begrijpt verweerder, wenselijk dat hij fysiek aanwezig is bij het gesprek, maar uit het dossier volgt niet dat dit noodzakelijk is. Op welke ‘deskundige berichten van buiten de inrichting’ de raadsman doelt, is niet duidelijk. Uit het behandelplan van klagers zoon blijkt niet ondubbelzinnig dat klager bij een afspraak aanwezig dient te zijn. In de verstrekte mailwisselingen wordt enkel gesproken over telefonische afspraken en de datum van 31 januari 2023 wordt nergens genoemd. De Dienst Justitiële Inrichtingen werkt met verschillende digitale communicatieplatforms die veilig en geschikt zijn bevonden om gevoelige informatie te bespreken, dus niet uitsluitend Jitsi. Klager heeft zelf afgezien van de mogelijkheid om het gesprek in de inrichting te laten plaatsvinden. Het verzoek om strafonderbreking dat klager met eenzelfde doel heeft gedaan, heeft niet geleid tot een daadwerkelijk aanvraag, omdat hij nog niet onherroepelijk is veroordeeld.

 

De gevraagde verlofdatum was ten tijde van de bestreden beslissing ruimschoots verstreken. Hoewel het wenselijk is dat op een verlofaanvraag zo snel mogelijk en op tijd wordt beslist, is klager niet in zijn belangen geschaad, omdat zijn verzoek is afgewezen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 29 december 2020 gedetineerd (zijn voorlopige hechtenis werd geschorst van 17 augustus 2021 tot 14 september 2021). Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van acht jaar met aftrek, wegens deelname aan een criminele organisatie en handelen in strijd met de Opiumwet. De fictieve einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 24 oktober 2026.

 

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

 

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, zodat hij op 31 januari 2023 een multidisciplinair overleg/evaluatiegesprek kon bijwonen van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Het overleg zou gaan over het behandeltraject van zijn minderjarige zoon, de jegens zijn zoon opgelegde ondertoezichtstelling en de omgangsregeling met de moeder van zijn zoon.

 

De (primaire) reden waarop verweerder dit verzoek heeft afgewezen, is omdat klager op dat moment geen belang meer zou hebben bij de behandeling van zijn verlofaanvraag, omdat de gevraagde verlofdatum al was verstreken. De beroepscommissie is evenwel van oordeel dat verweerder een verzoek om incidenteel verlof voor humanitaire doeleinden, zolang dat verzoek is gedaan vóór de beoogde verlofdatum, altijd inhoudelijk dient te beoordelen. In beroep heeft verweerder wel inhoudelijk gereageerd. De beroepscommissie overweegt daarover als volgt.

 

De discussie die tussen partijen speelt, gaat over de vraag of klager de inrichting (al dan niet onder begeleiding van de Dienst Vervoer & Ondersteuning) tijdelijk mocht verlaten om het genoemde overleg te kunnen bijwonen. Het standpunt van verweerder dat de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof ontbreekt, omdat het overleg in of vanuit de inrichting kon plaatsvinden, acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden. De behandelaar benadrukt in zijn advies van 19 januari 2023 de wenselijkheid van klagers fysieke aanwezigheid bij het overleg, in het bijzonder omdat dit in belangrijke mate zou bijdragen aan het opbouwen van een behandelrelatie tussen de behandelaar en klagers minderjarige zoon. Het overleg maakt onderdeel uit van het behandeltraject. Bovendien is klager belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag.

 

In het licht van deze omstandigheden acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden dat de door verweerder genoemde alternatieven afdoende zijn om het doel van het overleg te bereiken. De bestreden beslissing moet daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Aangezien de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing op dit moment niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €30,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €30,-.

 

Deze uitspraak is op 22 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven