Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32210/JA, 31 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:31-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Verzorging  v

Nummer          23/32210/JA

 

Betreft [klager]

Datum 31 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) De Hunnerberg te Nijmegen (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de schending van zijn recht op het dragen van eigen kleding.

 

De beklagcommissie bij de RJJI De Hunnerberg heeft op 13 februari 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- (H-2023-19). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft mr. D.J.D. Groenendijk, waarnemer van raadsvrouw mr. S.M. Hoogenraad, gehoord op de zitting van 30 mei 2023 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.

De directeur heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De directeur kan zich niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie dat de inrichting haar zorgplicht heeft geschonden. Het is betreurenswaardig dat klager zes weken op zijn kleding heeft moeten wachten door een fout van de inrichting. Hij is echter wel, waar noodzakelijk, van vervangende kleding voorzien. Dat is natuurlijk minder prettig dan het dragen van eigen kleding, maar toont tegelijk aan dat de inrichting wel degelijk zorg had voor klager.

 

Dit neemt niet weg dat een gebaar voor het ondervonden ongemak op zijn plaats is. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van €20,- is echter veel te hoog en dient op zijn minst te worden gematigd. Het op deze wijze financieel compenseren van jongeren past niet in het pedagogisch klimaat van de inrichting. Ook in de buitenwereld zullen de jongeren met ongemak en fouten worden geconfronteerd, zonder dat hier altijd een financiële compensatie tegenover staat. Bovendien kan het toekennen van een financiële tegemoetkoming ‘klaaggedrag’ in de hand werken, terwijl de inrichting liever in overleg met jongeren tot een oplossing komt.

 

Standpunt van klager

Klager heeft na zijn overplaatsing naar de RJJI De Hunnerberg zes weken lang niet over zijn eigen kleding kunnen beschikken. Zijn raadsvrouw en begeleider hebben bij de inrichting gevraagd waar zijn kleding bleef, maar kregen alleen te horen dat zijn kleding onderweg was. Klager wist gedurende zes weken niet waar zijn kleding was en niemand heeft hem geholpen. Zijn kleding is het enige wat hij heeft. Vanuit de inrichting heeft hij alternatieve kleding gekregen, al was dat beperkt in aantal.

 

De directeur dient ervoor te zorgen dat klager zijn eigen kleding kan dragen. Klagers klacht wordt weggewuifd, terwijl de directeur zijn zorgplicht niet is nagekomen. Daarom heeft klager recht op een vergoeding. De als compensatie geboden lunch met het afdelingshoofd is niet doorgegaan. Klager vindt alleen een financiële tegemoetkoming een passende compensatie.

 

3. De beoordeling

De ontvankelijkheid

De directeur stelt (in beklag) dat geen sprake is van een beslissing van de directeur. Uit de uitspraak van de beklagcommissie volgt niet expliciet waarom klager kan worden ontvangen in zijn beklag. Wel heeft de beklagcommissie het beklag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de vraag of de directeur heeft zorggedragen ‘‘voor het tijdig en op juiste wijze vervoeren van kleding van een jeugdige’’, welke zorgplicht kan worden geschaard onder artikel 49, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj).

 

De beroepscommissie kan zich hiermee niet verenigen. Klager kan worden ontvangen in zijn beklag, omdat hij klaagt over een schending van zijn recht op het dragen van eigen kleding. Dit recht is vastgelegd in artikel 49, tweede lid en eerste volzin, van de Bjj. Een beperking van een recht dat de jeugdige toekomt op grond van de Bjj is ‘beklagwaardig’ volgens artikel 65, eerste lid en onder n, van de Bjj.

 

Inhoudelijk

Op 18 november 2022 werd klager overgeplaatst van de RJJI De Hartelborgt naar de RJJI De Hunnerberg. Een aantal dagen later zijn de betreffende dozen met klagers kleding in de RJJI De Hunnerberg aangekomen. Vervolgens zijn deze dozen zoekgeraakt, althans was het gedurende enige tijd onduidelijk waar deze dozen zich bevonden. In de daaropvolgende weken hebben de groepsleiding, de Binnenkomst Afdeling Delinquenten (het BAD) en de Dienst Vervoer & Ondersteuning geprobeerd om de dozen weer terug te vinden. Ook klagers raadsvrouw heeft namens hem naar de kleding gevraagd. Uiteindelijk zijn de dozen op 6 januari 2023 weer gevonden en heeft klager zijn kleding op 8 januari 2023 ontvangen.

 

Klager heeft nadrukkelijk naar zijn kleding gevraagd en de kleding was ook in de inrichting aanwezig. Desondanks heeft het maar liefst (ruim) zes weken geduurd voordat hij weer over zijn eigen kleding kon beschikken. De directeur heeft er, gelet op deze omstandigheden, onvoldoende voor zorggedragen dat klager zijn recht op het dragen van eigen kleding kon verwezenlijken. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat daarmee klagers recht op het dragen van eigen kleding is geschonden.

 

Conclusie en tegemoetkoming

De beroepscommissie zal in zoverre het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

Aangezien de directeur niet ter zitting is verschenen, heeft de beroepscommissie hem geen vragen kunnen stellen over welke (precieze) tegemoetkoming in dit geval volgens hem passend zou zijn. Gelet op de langdurige periode waarin klager niet over zijn eigen kleding heeft kunnen beschikken, vindt de beroepscommissie de toegekende tegemoetkoming van €20,- nog aan de lage kant. Het staat de beroepscommissie echter niet vrij om een hogere tegemoetkoming te bepalen, omdat klager geen beroep heeft ingesteld tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Zij sluit zich daarom aan bij de tegemoetkoming die de beklagcommissie aan klager heeft toegekend. De beroepscommissie zal het beroep ook in zoverre ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 31 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, M. Bakker MSc en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven