Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29180/GA, 31 juli 2023, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/29180/GA
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    31 juli 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de directeur)

1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij ten onrechte dertien dagen op een reguliere afdeling heeft verbleven in plaats van op een Extra Zorgvoorziening (EZV).

De beklagrechter bij de PI Heerhugowaard heeft op 25 augustus 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €140,- (ZB-2021-544). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. F.W.M. Hopmans in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Op 10 september 2021 is klager vanuit de PI Lelystad overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard. Bij binnenkomst is klager in eerste instantie op de afdeling B0 op een meerpersoonscel (MPC) geplaatst. Klager heeft toen aangegeven dat hij een contra-indicatie had voor een plaatsing op een MPC en dat hij een indicatie had voor een plaatsing op een EZV. Uit het selectieadvies van de PI Lelystad bleek echter dat klager geschikt wordt geacht voor een MPC. Daarnaast was in het selectieadvies niet vermeld dat klager een EZV-indicatie had. Daar klager op een vrijdagavond binnenkwam in de PI Heerhugowaard, kon pas na het weekend worden onderzocht of het daadwerkelijk klopte wat klager stelde. In afwachting van de uitkomst van dit onderzoek is aan klager een ordemaatregel opgelegd. Op 14 september 2021 is klager op de afdeling A1 geplaatst en op 27 september 2021 is klager overgeplaatst naar de afdeling D0.
 
In tegenstelling tot wat ter beklagzitting is aangevoerd, is gebleken dat klager geen EZV-indicatie heeft toegekend gekregen in de PI Lelystad. Vanwege de overplaatsing van klager naar de afdeling D0, waar ook gedetineerden verblijven met een EZV-indicatie, is de directeur er ten onrechte van uitgegaan dat klager ook een EZV-indicatie had toegekend gekregen vanuit het psychomedisch overleg (PMO) (de beroepscommissie begrijpt: van de PI Heerhugowaard). Uit het hiervoor genoemde ingestelde onderzoek is gebleken dat klager in de PI Lelystad een contra-indicatie had voor een plaatsing op een MPC. In het selectieadvies van de PI Lelystad was dit abusievelijk niet vermeld. Verder was van een EZV-indicatie geen sprake. Klager heeft in de PI Lelystad dan ook niet op een EZV verbleven. Klager is hiervan op de hoogte gesteld. 

Aangezien klager geen EZV-indicatie had, heeft hij van 14 september 2021 tot en met 27 september 2021 op een reguliere afdeling verbleven. De reden voor klagers overplaatsing op 27 september 2021 naar de afdeling D0 was gelegen in de omstandigheid dat een nieuwe gedetineerde moest worden geplaatst en er enkel op de afdeling D0 nog capaciteit beschikbaar was. Gelet op de setting van de afdeling D0 wordt er altijd gekeken welke gedetineerde de beste match is voor deze afdeling. Vanwege het delict en de persoonlijkheid van klager is besloten dat hij op de afdeling D0 kon verblijven. Deze overplaatsing was dus geen gevolg van een EZV-indicatie. Dit is ook aan klager medegedeeld. 

Eind juli 2022 diende er een gedetineerde met een EZV-indicatie te worden geplaatst. Er was op dat moment echter geen plek beschikbaar op de afdeling D0. Om deze reden is gecontroleerd welke gedetineerden daadwerkelijk een EZV-indicatie hebben. Aangezien klager niet over een EZV-indicatie beschikt, is hij op 2 augustus 2022 overgeplaatst naar de afdeling B0 op een eenpersoonscel (EPC). Op deze datum is in de PI Heerhugowaard aan klager een contra-indicatie voor een plaatsing in een MPC afgegeven, maar geen EZV-indicatie.

Standpunt van klager
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op het beroep te reageren.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 16, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur onderdelen van de inrichting of afdeling aanwijzen voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang in de zin van artikel 14 van de Pbw behoeven. Deze bijzondere opvang kan op grond van artikel 14, tweede lid, van de Pbw (onder meer) verband houden met de leeftijd, de persoonlijkheid, de lichamelijke of de geestelijke gezondheidstoestand van de gedetineerden alsmede het delict waarvoor zij zijn gedetineerd.

De beroepscommissie begrijpt het (eerst in beroep volledig geschetste) tijdspad als volgt. Bij binnenkomst in de PI Heerhugowaard op 10 september 2021 heeft klager bij een initiële plaatsing op een MPC te kennen gegeven dat hij daarvoor een contra-indicatie heeft en dat hij een indicatie heeft voor een plaatsing op een EZV. Aan klager is vervolgens een ordemaatregel opgelegd tot plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend, op grond van een door klager doorlopen beklag- en beroepsprocedure, dat de ordemaatregel is opgelegd in verband met het weigeren plaats te nemen in een MPC, het verrichten van onderzoek naar de door klager gestelde contra-indicatie voor een plaatsing op een MPC en het gebrek aan een beschikbare EPC (RSJ 3 oktober 2022, 21/24548/GA). Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in het selectieadvies van de PI Lelystad abusievelijk niet is vermeld dat klager inderdaad een contra-indicatie had voor een plaatsing op een MPC. Bij dit onderzoek is kennelijk ook navraag gedaan naar een eventuele EZV-indicatie. De PI Lelystad heeft te kennen gegeven dat aan klager geen EZV-indicatie is toegekend en dat hij niet op een EZV heeft verbleven. Hierop is klager – vanuit de afzonderingscel – op 14 september 2021 op een reguliere afdeling geplaatst, te weten de A1. Klager is vervolgens op 27 september 2021 overgeplaatst naar de afdeling D0, een afdeling waar ook gedetineerden met een EZV-indicatie verblijven. 

Doordat klager op 27 september 2021 is overgeplaatst naar een afdeling waar eveneens gedetineerden met een EZV-indicatie verblijven, is bij hem mogelijk de indruk gewekt dat hij ten onrechte dertien dagen op een reguliere afdeling heeft verbleven. Deze interne overplaatsing hield volgens de directeur echter verband met de omstandigheid dat een nieuwe gedetineerde moest worden ondergebracht en er nog enkel op de afdeling D0 plek was. Klager was in dat kader de beste match om op de afdeling D0 te verblijven. 

Nu uit onderzoek bleek dat klager in de PI Lelystad geen EZV-indicatie was toegekend en in de PI Heerhugowaard kennelijk geen aanleiding is gezien om daar anders over te oordelen, kan de beslissing om klager (van 14 september tot 27 september 2021) op de afdeling A1 te laten verblijven niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog het volgende. 

Het PMO van de PI Heerhugowaard heeft eerst op 2 augustus 2022 vastgelegd dat klager een contra-indicatie heeft voor een plaatsing op een MPC. Een plaatsing op een EZV was niet geïndiceerd. De beroepscommissie gaat ervan uit dat dit het gevolg is geweest van het gegeven dat eind juli 2022 op de afdeling D0 plek moest worden gemaakt voor een gedetineerde met een EZV-indicatie en dat toen is gecontroleerd welke gedetineerden daadwerkelijk een EZV-indicatie hebben. Klager is op 2 augustus 2022 overgeplaatst naar een andere afdeling, omdat hij geen EZV-indicatie heeft. De beroepscommissie begrijpt aldus dat de directeur ten tijde van de beklagprocedure in de veronderstelling verkeerde dat klager wél een EZV-indicatie had, doordat klagers (contra-)indicaties kennelijk niet eerder zijn vastgelegd, klager langdurig heeft verbleven op de afdeling D0 en op de afdeling D0 gedetineerden verblijven met zowel een EZV-indicatie als zonder EZV-indicatie. Dat laat onverlet dat de beroepscommissie het betreurt dat de directeur in de beklagprocedure zowel in het schriftelijke verweerschrift als mondeling ter beklagzitting verschillende standpunten heeft ingenomen en de volledige informatie, zoals hierboven weergegeven, eerst in beroep heeft gedeeld. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 31 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven