Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32690/GV, 23 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:23-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32690/GV

               

Betreft [klager]

Datum 23 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 10 maart 2023 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een kraambezoek. Zijn vrouw is uitgerekend op 8 juli 2023. Klager voldoet aan alle voorwaarden voor het verlenen van incidenteel verlof. Zo heeft hij zich akkoord verklaard met de meeste strikte beveiligingsmaatregelen tijdens het kraambezoek. Een andere verlofvorm is voor klager thans nog niet mogelijk (zie RSJ 13 december 2018, R-18/1678/GV). In het licht van de Murray- en Vinter-jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is het persoonlijk mogen meemaken van ‘life events’ van cruciaal belang voor zijn rehabilitatie en resocialisatie.

 

De bestreden beslissing is daarnaast in strijd met klagers recht op eerbiediging van zijn familie- en gezinsleven, zoals neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit recht dient, afgezet tegen de forse organisatorische beveiligings¬inspanningen die het bezoek met zich brengt, te prevaleren. Het EHRM heeft bepaald dat het gedurende de detentie onderhouden van contact tussen de gedetineerde en zijn familie een wezenlijk onderdeel is van het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven. De autoriteiten van de Staat hebben hiertoe positieve verplichtingen (EHRM 9 oktober 2008, 62936/00, Moiseyev t. Rusland; EHRM 17 april 2012, 13621/08, Horych t. Polen). Het is voor de gedetineerde belangrijk om persoonlijke en emotionele banden te kunnen onderhouden met zijn familie (EHRM 28 november 2022, 58442/00, Lavents t. Letland).

 

In het advies Toenemende beveiliging in breder perspectief van – de beroepscommissie begrijpt – de Afdeling advisering van de RSJ, is erop gewezen dat de grondbeginselen van het gevangeniswezen (in klagers situatie: humane bejegening en minimale beperkingen) onder druk kunnen komen te staan bij de doelgroep waartoe klager behoort. Ook bij hem voert immers het beveiligingsaspect steevast de boventoon bij beslissingen over vrijheden.

 

De aan het verlof verbonden risico’s zullen meevallen als aan het bezoek geen ruchtbaarheid wordt gegeven en klager dus min of meer incognito wordt vervoerd. Klagers partner stelt zich veilig te voelen bij een bezoek van klager en ook door hemzelf wordt het liquidatiegevaar niet als zodanig concreet beoordeeld dat hij hierdoor een dergelijk bezoek niet zou durven afleggen. Als wel sprake zou zijn van een concrete en actuele dreiging, zou hij zijn gezin hieraan uiteraard niet willen blootstellen.

 

Standpunt van verweerder

De wens van klager om een kraambezoek af te leggen is begrijpelijk, maar het liquidatiegevaar is – ook indien geen ruchtbaarheid wordt gegeven aan het bezoek – onaanvaardbaar groot. Bij verlening van het verlof is de Dienst Justitiële Inrichtingen niet alleen verantwoordelijk voor de veiligheid van klager zelf, maar ook voor die van zijn partner en kinderen, de omgeving en de medewerkers van het Bijzondere Ondersteuningsteam of Extra Beveiligd Vervoer van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O). Als er een incident gebeurt, is dit niet uit te leggen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 april 2018 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde levenslange gevangenisstraf, wegens het medeplegen van moord, meermaals gepleegd, medeplegen van poging tot moord en deelname aan een criminele organisatie.

 

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Op grond van artikel 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind. Behoudens medische complicaties vindt het kraambezoek binnen veertien dagen na de bevalling plaats.

In artikel 4 van de Regeling is bepaald dat het verlof wordt geweigerd in geval van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten (sub b) gevaar voor de gedetineerde (sub h) en risico van maatschappelijke onrust (sub i).

 

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor een kraambezoek aan zijn vrouw en pasgeboren kindje. Zijn vrouw is uitgerekend op 8 juli 2023. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat de aan het verlenen van incidenteel verlof verbonden risico’s, die voortkomen uit het liquidatiegevaar dat richting klager uitgaat, onvoldoende kunnen worden beperkt.

 

Het risico op liquidatie – dat ook (primair) ten grondslag ligt aan klagers plaatsing op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico met de status ‘verhoogd’ – wordt reëel geacht, in het bijzonder in de context van het hoger beroep dat nog moet worden behandeld. De politie heeft het verlofadres, tevens het woonadres van zijn vrouw en hun minderjarige dochter, op zich akkoord bevonden, maar tegelijkertijd opgemerkt dat dit adres bekend is bij degenen waar het liquidatiegevaar vandaan komt. De DV&O heeft, gezien deze omstandigheden, met zoveel woorden aangegeven dat ze de beveiliging rondom het incidenteel verlof niet rondkrijgen. In het actieplan/detentie- en re-integratieplan van klager komt overigens naar voren dat het vanwege veiligheidsredenen geen optie is om het verlof te laten plaatsvinden in een kraamhotel.

 

Het voldoende aannemelijk geworden liquidatiegevaar richting klager is een factor van groot gewicht bij de door verweerder gemaakte afweging. De beroepscommissie ziet het belang dat klager en zijn gezin hebben bij een bezoek aan zijn vrouw en pasgeboren kindje. De beroepscommissie is echter van oordeel dat verweerder redelijkerwijs zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan het feit dat een goed en veilig verloop van het verlof, in het bijzonder de veiligheid van klager, onvoldoende kan worden gegarandeerd. Deze omstandigheid rechtvaardigt een afwijzing van zijn verzoek om incidenteel verlof. En hoewel de door de raadsvrouw aangevoerde jurisprudentie van het EHRM in relatie tot het recht op family life een zware verplichting aan de Staat oplegt, gaat deze verplichting niet zo ver dat de Staat het recht op family life ten koste van alles, waaronder de veiligheid van medewerkers van de DV&O, moet waarborgen.

 

In het licht van het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat artikel 8 van het EVRM niet is geschonden. Het is hierbij relevant dat klager, gezien wat hierover in zijn actieplan/detentie- en re-integratieplan staat, vanuit detentie in verschillende vormen contact onderhoudt met zijn gezin.

 

De bestreden beslissing kan, gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder b, i. en h, van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven