Nummer 22/29579/GV
Betreft [klager]
Datum 21 juni 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 september 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof toegewezen, onder de voorwaarde dat dit verlof zal geschieden onder begeleiding van medewerkers van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O).
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing, meer in het bijzonder tegen de voorwaarde om het kortdurend re-integratieverlof onder begeleiding te laten plaatsvinden.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het is juridisch niet mogelijk om een gedetineerde tijdens een re-integratieverlof te laten begeleiden of bewaken. Anders dan bij incidenteel verlof is de mogelijkheid van begeleiding of bewaking niet opgenomen in de regelgeving omtrent re-integratieverlof. Het laten begeleiden of bewaken kan niet worden gezien als een voorwaarde in de zin van artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), nu dit geen betrekking heeft op het gedrag van de gedetineerden. De bestreden beslissing is dan ook in strijd met de wet.
Voor zover de beroepscommissie het voorgaande niet volgt, geldt het volgende. Klager heeft gedurende zijn detentie altijd positief gedrag vertoond en hij neemt altijd deel aan het plusprogramma. Daarnaast heeft klager blijkens het reclasseringsadvies meegewerkt aan interventies en gesprekken. De reclassering schatte in 2020 het risico op recidive en letselschade in als gemiddeld.
In het advies van het Openbaar Ministerie (OM) wordt ten onrechte beschreven dat er geen sprake is van een detentie- & re-integratieplan (D&R-plan).
Klager komt op relatief korte termijn in aanmerking voor verderstrekkende vrijheden (zoals deelname aan een penitentiair programma, waar de reclassering reeds positief over heeft geadviseerd). Hij ziet niet in waarom op dit moment een kortdurend bezoek aan zijn bejaarde moeder zou moeten worden begeleid en bewaakt.
Standpunt van verweerder
Er moet worden voorbijgegaan aan de stelling van klagers raadsman dat de bestreden beslissing in strijd met de wet is, omdat het juridisch niet mogelijk zou zijn om een gedetineerde tijdens re-integratieverlof te laten begeleiden of bewaken (zie bijvoorbeeld RSJ 13 januari 2022, 21/23510/GV). Bij de beoordeling van een verzoek om re-integratieverlof wordt op grond van artikel 15, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling de mogelijkheid betrokken om de aan het verlof verbonden risico’s te beperken en te beheersen. In het licht daarvan is beslist om klager tijdens zijn eerste kortdurende re-integratieverlof te laten begeleiden.
Daartoe is overwogen dat klager sinds 2009 is gedetineerd wegens het plegen van een zeer ernstig levensdelict. Het stapsgewijs toekennen van vrijheden is noodzakelijk geacht, omdat klager nog niet eerder externe vrijheden heeft genoten. Bovendien is klager voorafgaand aan zijn huidige detentie veelvuldig in aanraking met politie en justitie gekomen. Hij is in 1993 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar wegens een soortgelijk delict (poging tot moord). Naast het omvangrijke delictverleden, vormt het gebrek aan probleeminzicht een andere belangrijke risicofactor voor eventuele toekomstige recidive. Tot slot heeft het OM dringend negatief geadviseerd en heeft de reclassering het risico op onttrekking aan voorwaarden niet kunnen inschatten.
3. De beoordeling
Klager is sinds 28 oktober 2009 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 21 jaar met aftrek, wegens moord. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 25 oktober 2023.
De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
- de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
- de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
- de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.
In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.
De inhoudelijke beoordeling
Aan klager is kortdurend re-integratieverlof onder begeleiding van DV&O verleend, zodat hij zijn bejaarde moeder kan bezoeken.
De beroepscommissie constateert – in tegenstelling tot klagers raadsman – gelet op artikel 15, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling dat het juridisch mogelijk is om kortdurend re-integratieverlof onder begeleiding of bewaking te laten plaatsvinden.
Weliswaar is klagers gedrag in de inrichting goed, maar hij is voorafgaand aan zijn huidige detentie veelvuldig in aanraking met politie en justitie gekomen. Zo is hij in 1993 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar wegens een soortgelijk delict als waar hij nu voor gedetineerd is (poging tot moord).
Uit het psychologisch rapport van 22 juni 2021 volgt dat het risico op recidive op dat moment als matig wordt ingeschat. Er is blijkens het rapport twijfel over klagers probleeminzicht, gelet op de wijze waarop hij praat over zijn delict en delictverleden. Bovendien staat in het rapport dat het verstandig zal zijn om klagers terugkeer in de maatschappij gefaseerd te laten verlopen, waarbij klager gevolgd wordt.
Daarnaast is het de beroepscommissie niet gebleken, en is door klager niet gesteld, dat sprake is van omstandigheden op grond waarvan het noodzakelijk is dat het beoogde kortdurend re-integratieverlof zonder begeleiding zou moeten plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, heeft verweerder in redelijkheid kunnen beslissen dat begeleiding, een waarborg voor een veilig verloop van het verlof, is aangewezen. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 21 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken een mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter