Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32986/GB, 22 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32986/GB

               

Betreft [klager]

Datum 22 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 maart 2023 klager opgeroepen om zich op 3 juli 2023 te melden in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein, voor het ondergaan van 56 dagen gevangenisstraf.

 

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 28 maart 2023 het bezwaar ongegrond verklaard.

 

Klagers raadsvrouw, mr. L.A. Korfker, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De uitspraken in de strafzaken waarin aan klager gevangenisstraffen zijn opgelegd, zijn niet onherroepelijk. Klager was niet op de hoogte van de inhoudelijke behandeling van die zaken, omdat hij de dagvaardingen niet zelf in ontvangst heeft genomen. De handtekeningen op de akten van uitreiking behoren niet aan klager toe. Klager heeft een kopie van zijn identiteitsbewijs met zijn handtekening erop overgelegd.

 

Tegen beide vonnissen is hoger beroep ingesteld waarbij deze kwestie aan de orde komt. Aan klager dient de kans te worden geboden om zijn zaken in hoger beroep te laten behandelen. Pas als het gerechtshof beslist dat klager niet-ontvankelijk is in het hoger beroep of klager weer veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf, is het aangewezen dat hij deze straffen gaat uitzitten. Niet valt in te zien waarom er niet met de tenuitvoerlegging kan worden gewacht. Als het gerechtshof in het voordeel van klager oordeelt, krijgt hij de tijd die met het uitzitten van de onterechte gevangenisstraf gepaard is gegaan, niet terug.

 

Klager heeft meerdere eigen bedrijven en een gezin. Het zou voor hem en zijn gezin funest zijn als hij vast komt te zitten, omdat hij zijn bedrijven niet kan voortzetten. Klagers gezin is afhankelijk van hem als kostwinner.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven dat de akte van uitreiking van de dagvaarding op 22 november 2022 in persoon is uitgereikt aan klager. Voor de Officier van Justitie is er dus geen reden om de reeds aangevangen executie van het opgelegde vonnis te moeten stopzetten en op te schorten in afwachting van het ingestelde rechtsmiddel.

 

Klager heeft op 3 maart 2023 vier maanden uitstel gekregen tot 3 juli 2023, zodat hij voldoende tijd heeft om iets te regelen voor zijn bedrijven.

 

Verweerder is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de straf en niet bevoegd om inhoudelijk te bezien hoe de straf tot stand is gekomen en of er fouten zijn gemaakt.

 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregels tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen 2021.

 

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat de uitspraken nog niet onherroepelijk zijn en hij de kostwinner van zijn gezin is.

 

Klager is opgeroepen om zich te melden voor de tenuitvoerlegging van twee gevangenisstraffen: 35 dagen opgelegd op 21 december 2022 (parketnummer [parketnummer 2]) en 21 dagen opgelegd op 2 februari 2023 (parketnummer [parketnummer 1]).

 

Meldoproep ten aanzien van parketnummer [parketnummer 1]

Klager voert aan dat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen beide vonnissen. De akte instellen hoger beroep van 21 februari 2023 tegen het vonnis van 21 december 2022 is gevoegd bij de stukken. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 2 februari 2023. De beroepscommissie gaat er bij gebrek aan dergelijke stukken van uit dat alleen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van 21 december 2022.

 

Het uitgangspunt is dat door de rechter opgelegde straffen zo snel mogelijk moeten worden tenuitvoergelegd. Uitstel wordt alleen verleend als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake. De enkele omstandigheid dat klager eigen bedrijven heeft en kostwinner van zijn gezin is, is onvoldoende om hem (voor een tweede keer) uitstel te verlenen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing ten aanzien van parketnummer [parketnummer 1] niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre daarom ongegrond verklaren.

 

Meldoproep ten aanzien van parketnummer [parketnummer 2]

Uit de akte instellen hoger beroep blijkt dat klager hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 21 december 2022. Op grond van artikel 6:1:16, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) kan de tenuitvoerlegging van een vonnis bij verstek gewezen, geschieden na de uitspraak. Door hoger beroep wordt de tenuitvoerlegging opgeschort. Op grond van artikel 6:1:16, vierde lid, onder b, van het WvSv schort hoger beroep de tenuitvoerlegging niet op, indien naar het oordeel van het OM vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel heeft aangewend (en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd) de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.

 

Klager is bij verstek veroordeeld. Bij een vonnis bij verstek gewezen hoeft een mededeling als bedoeld in artikel 366 van het WvSv niet te geschieden voordat de tenuitvoerlegging kan plaatsvinden. Klager stelt dat de dagvaarding niet aan hem in persoon is betekend. Aangezien het OM heeft aangegeven dat de dagvaarding in persoon is uitgereikt aan klager, heeft verweerder daarvan mogen uitgaan.

 

Het OM heeft in de door verweerder overgelegde e mail niet vastgesteld dat het hoger beroep is ingesteld na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn. Het OM schrijft dat de dagvaarding voor de zitting van 21 december 2022 in persoon is uitgereikt aan klager en er dus geen reden is om de reeds aangevangen executie te moeten stopzetten. Daarmee stelt het OM niets vast over de tijdigheid van het hoger beroep.

 

Gelet op het voorgaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het vonnis waarbij een gevangenisstraf van 35 dagen is opgelegd ten uitvoer kan worden gelegd. Daarmee kan de meldoproep ten aanzien van deze gevangenisstraf niet in stand blijven. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren en de bestreden beslissing ten aanzien van parketnummer [parketnummer 2] vernietigen. Zij zal verweerder opdragen in zoverre een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Aangezien de beslissing ten aanzien van parketnummer [parketnummer 1] in stand blijft, dient klager zich op 3 juli 2023 wel te melden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het parketnummer [parketnummer 1] ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het parketnummer [parketnummer 2] gegrond en vernietigt in zoverre de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven