Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0494/GM, 18 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/494/GM

betreft: [klager] datum: 18 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift , ingediend door mr. F.L. Lischer, advocaat te Almere, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 19 februari 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts zijn uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam te worden gehoord. Alhoewel klager en zijn raadsvrouw zich voor aanvang
van
de zitting in de p.i. Amsterdam hebben gemeld, zijn zij door omstandigheden die aan de p.i. Amsterdam te wijten zijn, niet in de gelegenheid gesteld mondeling het beroep toe te lichten. In plaats daarvan is klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk
het beroep alsnog toe te lichten. Op 5 juni 2008 ontving de beroepscommissie een schriftelijke reactie van klagers raadsvrouw. Deze reactie is ter informatie toegezonden aan de inrichtingsarts.
De inrichtingsarts is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 december 2007, betreft het afbouwen van klagers medicatie (benzodiazepines).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager komt op 11 december 2007 binnen in de p.i. Lelystad. Blijkens het medisch dossier is bekend dat klager een CAD programma volgt en dat de medicatie is voorgeschreven door de eigen huisarts. Op 28
december 2007 verneemt klager dat zijn medicatie volledig wordt stopgezet. Klager reageert hier sterk op en raakt dermate van slag, dat hij besluit zijn methadon niet meer in te nemen. Klager wordt daarop in een isoleercel geplaatst. In zijn klacht
tegen het stopzetten van de medicatie wordt klager gesteund door het Leger des Heils en de politie Flevoland. Klager is een verslaafde veelpleger. Voorafgaand aan zijn detentie ontving klager een op hem toegesneden dosering psychiatrische medicatie.
Klager heeft bij binnenkomst in de inrichting de juiste dosering doorgegeven. Aangezien dit niet de eerste keer was dat klager werd geconfronteerd met het afbouwen van medicatie en de inrichting bekend was met de reactie van klager hierop, is het
merkwaardig dat wederom de medicatie werd afgebouwd zonder dat er nadere inlichtingen zijn opgevraagd door de medische dienst over het fuctioneren van klager buiten de inrichting en de gewenste hoogte van de medicatie. Mede gelet op het feit dat het
verminderen van de medicatie tot bijwerkingen leidt, is de beslissing van de inrichtingsarts het medicijngebruik versneld af te bouwen, onzorgvuldig. De inrichtingarts is volledig voorbijgegaan aan het feit dat een eventueel succes van een
dosisreductie
mede afhankelijk is van leeftijd, duur van de inname, de dosis en de ernst van de klachten waarvoor benzodiazepines zijn verstrekt. Tevens is het bij langdurig gebruik van hoge doseringen raadzaam de medicatie zeer langzaam af te bouwen. Dit voorkomt
langdurige onttrekkingsverschijnselen, het benzodiazepine-ontwenningssyndroom genoemd. Ondanks een mededeling van buitenaf op 21 december 2007 over de problemen die klager ervaart, wordt het afbouwschema onverminderd voortgezet.
Klager heeft door dit besluit schade geleden, waaronder gevolgschade. Klager verzoekt om een tegemoetkoming van € 10,- per dag dat klager van de juiste dosering verstoken is gebleven alsmede een toeslag van € 10,- per dag voor de dagen dat klager ten
gevolge van het ontbreken van de medicatie in de isoleercel heeft doorgebracht.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. De medische dienst heeft het beleid van DJI gevolgd door benzodiazepines niet te dubbelen en zo nodig af te
bouwen en/of om te zetten. Aan klager is bij herhaling het beleid uitgelegd. Deze uitleg weigerde hij te accepteren en hij dreigde vervolgens met automutilatie. Klager heeft bij herhaling diverse combinaties van voorgeschreven medicatie geweigerd. Het
gevolgde beleid is bij herhaling door de medische dienst en het PMO geëvalueerd en gecontinueerd.

3. De beoordeling
De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie aan de inrichtingsartsen van de penitentiaire inrichtingen gaat uit van een gefaseerde afbouw van benzodiazepinen, tenzij er sprake is van een
psychiatrische of neurologische indicatie voor het gebruik van benzodiazepinen. Na eventuele omzetting naar een langwerkende benzodiazepine, bijvoorbeeld Diazepam 2 mg, is het afbouwschema: 5 mg per 10 dagen. Een ander afbouwschema gaat uit van een
afbouw van 25% per week gedurende drie weken en de volgende twee weken 12,5% per week..
Uit het medisch dossier blijkt dat klager op 11 december 2007 vanuit het politieburo in de p.i. Lelystad binnenkwam met Diazepam (10 mg 3d1), Oxazepam (50 mg 3d1), Promethazine (25 mg 1d1) en Methadon (80 mg 1d1). De Oxazepam is voorgeschreven door
klagers huisarts. De inrichtingsarts heeft op 12 december 2007 een afbouwschema voor Oxazepam opgesteld. Op 21 december 2007 wordt besloten tot een versnelde afbouw van de Oxazepam. Op 28 december 2007 wordt de Oxazepam omgezet in Diazepam en
vervolgens
afgebouwd.
Of de afbouw overeenkomstig het afbouwschema uit voornoemde handreiking heeft plaatsgevonden kan op basis van de beschikbare gegevens niet worden vastgesteld. Evenmin kan worden vastgesteld of de medische dienst omtrent de afbouw van de Oxazepam
overleg
heeft gevoerd met de huisarts van klager. Hiervoor bestaat temeer aanleiding nu als bekend moet worden verondersteld dat klager buiten detentie in een CAD-programma zat voor zijn verslavingsproblematiek. Nu de inrichtingsarts niet ter zitting is
verschenen om over het vorenstaande een toelichting te geven, is onvoldoende vast komen te staan dat de inrichtingsarts omtrent de afbouw van de benzodiazepinen voldoende zorgvuldig heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 28 Pm. Het beroep zal
derhalve
gegrond worden verklaard. Voor het door klager ondervonden ongemak stelt de beroepscommissie een tegemoetkoming vast van € 30,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de p.i. Lelystad toekomende tegemoetkoming op
€ 30,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr. M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 18 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven