Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32394/GA, 19 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:19-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32394/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 19 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om hem een alternatief dagprogramma aan te bieden, met als doel betere studiemogelijkheden te creëren.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Almelo, die het beklag heeft opgevat als te zijn gericht tegen het niet krijgen van meer studie-uren buiten de cel, heeft op 21 februari 2023 het beklag ongegrond verklaard (KA-2022-438). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

Klagers raadsman, mr. J.C. Stam, heeft zich op 28 maart 2023 teruggetrokken.

 

De beroepscommissie heeft klager, […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Almelo, en […], juridisch medewerker bij de PI Almelo, gehoord op de zitting van 12 april 2023 in de PI Lelystad.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Over onderwijs in detentie is veel geschreven. Hoewel het lijkt of er geen concrete richtlijnen zijn uitgezet, zijn er toch duidelijke standpunten over de wenselijkheid van onderwijs binnen de detentie te vinden. Dat blijkt uit artikel 48, eerste en derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), de vertaling daarvan door de Commissie van Toezicht op haar eigen website en de nota van de RSJ ‘Goed bejegenen’ uit 2012. De inrichting dient zich in te spannen om onderwijs op een degelijke wijze te faciliteren, zoals dat ook met de arbeid geschiedt. Er moet worden gekeken naar het individu en niet naar de standaard. De directeur draagt zorg voor het aanstellen van de nodige functionarissen om dit te realiseren.

 

De wijze waarop de inrichting de mogelijkheden tot studeren heeft ingericht, maakt serieus studeren nagenoeg onmogelijk. Dat klager als student bijna dagelijks in de gelegenheid wordt gesteld om gebruik te maken van de onderwijsfaciliteiten is een holle uitspraak. Het in beroep overgelegde overzicht met de berekening van het aantal aangeboden onderwijsuren in de periode van 15 februari 2023 tot en met 14 maart 2023 maakt dat meer dan duidelijk. Het is daarnaast nagenoeg onmogelijk om te kunnen concentreren in het onderwijslokaal. De mogelijkheid om te studeren op eigen cel kan alleen succes hebben als het kan worden ingevuld op een wijze die de student rust geeft. Er zou om het tumult van de afdeling heen moeten worden gewerkt en de lastigste studiestukken moeten in de avonduren worden bestudeert. Er is geen andere optie, omdat de inrichting die niet biedt.

 

In het Detentie- & Re-integratieplan (D&R-plan) staat dat klager gebaat is bij structuur. Op deze manier kan niet aan de studie worden gewerkt. Het door de directeur aangedragen probleem van personele capaciteit voor een separate ruimte is eveneens een holle uitspraak. Er is immers niets gedaan na klagers schrijven van 22 juni 2022 om iets te veranderen. Het aankomende pensioen van de onderwijzer in mei 2023 en het plaatsen van de vacature in maart 2023 zijn hier een duidelijk bewijs van. Het was de uitgelezen mogelijkheid om tijdens het inwerken van de nieuwe onderwijzer de behoefte aan capaciteit te toetsen en hierop te anticiperen. Juist omdat dit allemaal niet gebeurt, heeft klager bij brief van 25 oktober 2022 gevraagd zelf een programma te mogen opstellen en te volgen. Klager neemt hierbij zelf de verantwoordelijkheid om zijn studiedoelen te behalen. Deze doelen liggen hoog en beslaan ongeveer veertig uur per week. Wanneer bijvoorbeeld arbeidsongeschikte gedetineerden of afdelingsreinigers zich op ieder gewenst moment van de dag buiten hun cel kunnen begeven, dan moet dit voor een student met hoog gestelde doelen ook mogelijk zijn, al is het maar bij wijze van proef. 

 

Het afgelopen jaar heeft klager zich zowel ingezet voor zijn eigen studiemogelijkheden als voor de studiemogelijkheden in het algemeen. Met de brieven van 22 juni 2022 en 25 oktober 2022 is de directeur op de hoogte gebracht van de ondermaatse onderwijsmogelijkheden. De bewuste keuze om hier niets mee te doen, kan niet anders worden uitgelegd dan desinteresse dan wel nalatigheid van de directeur. Ieder voorstel wordt afgewezen, terwijl hier wel degelijk ruimte voor is. Het zogenoemde maatwerk bestaat niet in de inrichting. De directeur heeft klager eerder toevertrouwd dat studeren in zijn optiek alleen naast de arbeid kan plaatsvinden. Zijn eigen personeel doet dit immers ook naast hun werkzaamheden. Dat deze twee werelden niet met elkaar te vergelijken zijn en dat de directeur hier in zijn geheel voorbijgaat aan de bedoelingen van een D&R-plan, is bijzonder te noemen. 

 

Dat klager niet zou willen werken, is onjuist. Wanneer het gaat om klagers detentie, re integratie en toekomst, ziet hij meer heil in het volgen van een studie die aansluit op zijn ambities dan in het uitvoeren van inpakwerkzaamheden. Klager neemt hierbij de verantwoordelijkheid die van hem wordt gevraagd als gedetineerde. Dat arbeid de kans vergroot op een succesvolle re-integratie is op klager als persoon niet van toepassing. Deelname aan de arbeid betekent voor klager niet alleen stilstand, maar vooral achteruitgang. Toch heeft klager aangeboden om in de functie als bibliotheekhulp te treden, omdat dat aansluit bij zijn re-integratiedoelen. Het verzoek daartoe, of ten minste een route die uiteindelijk leidt naar die functie, is ruim voor dit beroepschrift ingediend. Het doel is immers om volwaardig te kunnen studeren.

 

De regel dat een gedetineerde wordt ingesloten als hij niet deelneemt aan een activiteit, kan niet op klager van toepassing zijn. Klager heeft immers vrijstelling gekregen van de arbeid. De alternatieve activiteit betreft studeren. Conform de huisregels van de PI Almelo betekent dat dat klager zou moeten worden ingesloten als hij niet deelneemt aan de activiteit ‘studeren’.

 

De beslissing van de directeur om klagers verzoek tot het volgen van een aangepast dagprogramma af te wijzen, is gelet op al het voorgaande onredelijk en onbillijk en in strijd met de bedoeling van de wetgever.

 

Standpunt van de directeur

De directeur dient een dagprogramma op te stellen voor alle gedetineerden, waarbij telkens een afweging tussen het belang van het individu en het belang van het geheel dient te worden gemaakt. De directeur heeft te maken met een groot aantal gedetineerden, waardoor er geen ruimte is om voor iedere gedetineerde een persoonlijk dagprogramma op te stellen en aan te bieden. De productspecificatie voor onderwijs spreekt over het aanbieden van twee uur onderwijs per week. Klager wordt op twee dagdelen gegarandeerd de mogelijkheid geboden om aan zijn studie te werken op de afdeling onderwijs. In de praktijk blijkt dat klager vrijwel altijd bij de afdeling onderwijs terecht kan, zodat hem veel ruimere mogelijkheden worden geboden dan is afgesproken.

 

Als klager op vijf dagdelen niet naar de arbeid hoeft in verband met de verleende dispensatie, twee dagdelen gegarandeerd bij de afdeling onderwijs terecht kan en in de praktijk vaker naar de afdeling onderwijs kan, dan wordt hij voldoende in de gelegenheid gesteld om aan zijn studie te werken. Klager kan de andere dagdelen niet worden gegarandeerd, omdat er ook ruimte moet overblijven voor andere gedetineerden om naar de afdeling onderwijs te gaan.

 

Klager haalt goede resultaten met de middelen die de inrichting hem biedt, maar hij wil telkens meer. De directeur kan binnen zijn capaciteit en middelen klager niet alles niet bieden wat hij wenst.

 

3. De beoordeling

Omvang beklag

De beroepscommissie constateert dat klager in de beklag- en beroepsprocedure zijn beklag en de reikwijdte ervan op verschillende manieren heeft geduid. Klager heeft ter zitting toegelicht dat hij op de momenten dat hij tijdens de arbeid wordt ingesloten op cel niet goed kan studeren. Dit in verband met rumoer op de afdeling. Daarnaast is er geen structuur in de momenten waarop klager op de afdeling onderwijs kan studeren. Om die reden wenst hij een eigen dagprogramma te volgen. De beroepscommissie zal gelet hierop, en op de overige stukken, het beklag opvatten als te zijn gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek om hem een alternatief dagprogramma aan te bieden, met als doel betere studiemogelijkheden te creëren.

 

De beklagcommissie heeft het beklag opgevat als te zijn gericht tegen het willen verrichten van meer studie-uren buiten de cel. Nu de beklagcommissie niet op het bedoelde beklag heeft beslist, zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie afdoen.

 

Inhoudelijke beoordeling

Uit artikel 48, eerste lid, van de Pbw volgt dat een gedetineerde het recht heeft op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is niet aannemelijk geworden dat klager binnen zijn detentie (meer dan noodzakelijk) wordt beperkt in zijn recht op het volgen van onderwijs. De directeur heeft gemotiveerd toegelicht dat aan klagers individuele belang om zijn studie te voltooien zo veel als mogelijk, binnen de capaciteit en middelen van de inrichting, wordt tegemoetgekomen. Aan klager is arbeidsdispensatie verleend, waarbij hij gegarandeerd op twee dagdelen gedurende de arbeid op de afdeling onderwijs kan werken. In de praktijk blijkt dat klager ook op de overige dagdelen tijdens de arbeid vrijwel altijd op de afdeling onderwijs kan werken. De beroepscommissie komt het daarbij niet onbegrijpelijk voor dat deze overige dagdelen niet worden geformaliseerd, omdat de afdeling onderwijs ook plekken voor andere gedetineerden moet kunnen vrijhouden. In de uren buiten de overige reguliere activiteiten om en in geval het niet mogelijk is om tijdens de arbeid op de afdeling onderwijs te werken, kan klager in zijn cel aan zijn studie werken.

 

De beroepscommissie begrijpt klagers wens om zo veel mogelijk uren, in een rustige omgeving en gestructureerd aan zijn studie te werken, maar gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de afwijzing van zijn verzoek om een alternatief dagprogramma – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven