Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/32215/GV, 16 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/32215/GV

               

Betreft [klager]

Datum 16 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 31 januari 2023 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Op 10 mei 2023 heeft mr. V.S.J. Chorus zich gesteld als klagers raadsman en verzocht de stukken aan hem te verstrekken. De stukken zijn de raadsman toegezonden.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft een vonnis van de rechtbank waarin is bepaald dat hij zijn kinderen mag zien. Zijn verlof is dan ook ten onrechte afgewezen.

 

Standpunt van verweerder

Klager heeft niet al het mogelijke gedaan om het contact met zijn kinderen te onderhouden. Klager is niet bereid geweest om, ter voorbereiding op het aangevraagde verlof, contact op te nemen met zijn ex-partner voor het verkrijgen van haar schriftelijke toestemming om de kinderen daadwerkelijk te ontvangen. De toestemming van de (mede) met het gezag belaste moeder van de kinderen is noodzakelijk om het verlof daadwerkelijk te kunnen laten plaatsvinden.

 

Klager verblijft inmiddels op een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Daar heeft hij de mogelijkheid om elk weekend zijn woonadres te bezoeken. Zijn kinderen worden daar naartoe gebracht, zodat klager tijd met zijn kinderen kan doorbrengen. Niet valt in te zien op welke manier het verzochte kortdurend re-integratieverlof nu nog een bijdrage kan leveren aan het re-integratietraject van klager.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 11 oktober 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en gekwalificeerde diefstal. Volgens klagers registratiekaart is (het resterende gedeelte van) deze straf op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 7 juni 2023.

 

De wet- en regelgeving

In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:

-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;

-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;

-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);

-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

 

De overwegingen van de beroepscommissie

Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof, omdat hij tijd wenst door te brengen met zijn minderjarige kinderen.

 

De beroepscommissie maakt uit het vrijhedenadvies van 2 januari 2023 op dat het versterken van de band met klagers kinderen als re-integratiedoel is opgenomen in zijn D&R-plan. Uit de stukken volgt eveneens dat klager, als blijk van zijn motivatie en in het kader van een gefaseerde opbouw, al binnen de muren van de inrichting werkt aan zijn re-integratiedoel. Hij belt meerdere keren per week met zijn kinderen. De kinderen komen niet op bezoek in de inrichting, omdat klagers ex-vrouw heeft aangegeven dat zij de inrichting geen goede omgeving vindt voor de kinderen. Dit betreft dan ook een omstandigheid waar klager geen invloed op heeft.

 

Daartegenover staat echter dat het onduidelijk is hoe klagers ex-partner tegenover zijn verzoek om kortdurend re-integratieverlof staat. Klager is niet bereid geweest om schriftelijke toestemming van zijn ex-partner te verkrijgen om de kinderen te ontvangen tijdens een verlof.

Om bezoek van zijn kinderen te kunnen ontvangen is medewerking van en samenwerking met de ex-partner noodzakelijk, en die moet kenbaar zijn voor de inrichting. Het is daardoor eveneens onduidelijk of klager zijn kinderen ten tijde van een verlof daadwerkelijk zou kunnen ontvangen bij hem thuis. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toestemming van de mede met het gezag belaste moeder van de kinderen noodzakelijk was voor het verlenen van kortdurend re-integratieverlof.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 16 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven