Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31118/GB, 15 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:15-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/31118/GB

               

Betreft [Klager]

Datum 15 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in het Huis van Herstel van de Penitentiaire Inrichting (PI) Almelo (hierna: het HvH).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 16 december 2022 afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. J.B.A. Kalk en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft het HvH inderdaad het juridische kader van een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) gekregen, maar toch gelden er andere regels. Het HvH is een pilot, waarbij het mogelijk is om de laatste twaalf (en zelfs achttien) maanden van de detentie door te brengen in het HvH. Blijkbaar is verweerder hier niet mee bekend. Er is weliswaar een BBA-mogelijkheid binnen het HvH, maar het regime van een BBA en van het HvH staan los van elkaar.

 

Klager voldoet wel degelijk aan alle voorwaarden voor een plaatsing in het HvH. In dat kader wordt verwezen naar het advies van het multidisciplinair overleg (MDO), een flyer van het HvH en een drietal e-mailberichten over het contact dat met de leidinggevende van de PI Almelo en een medewerker bij het HvH over klagers situatie is gelegd. Desgewenst wordt verzocht om voornoemde leidinggevende en medewerker als getuigen te horen dan wel om hen schriftelijk om een nadere toelichting te verzoeken.

 

De noodzaak om klager zo snel mogelijk in het HvH te plaatsen, blijkt uit een brief en voortgangsverslag van klagers GZ-psycholoog bij Transfore. Klager moet bepaalde situaties kunnen oefenen, wat niet mogelijk is in een reguliere gevangenis. Deze mogelijkheden zijn er wel in de setting van het HvH.

 

Standpunt van verweerder

Het HvH heeft het juridische kader van een BBA. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Dit betekent dat klagers daadwerkelijke tijd in detentie 18 maanden betreft. Klagers detentie is aangevangen op 20 mei 2022 en de einddatum is thans bepaald op 11 november 2023. Klager komt daardoor ingevolge artikel 20ab, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) niet eerder dan 13 augustus 2023 in aanmerking voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid, en daarmee een plaatsing in een BBA.

 

De aangevoerde beroepsgronden kunnen gelet op het voorgaande onbesproken blijven.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 20 mei 2022 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens het meermaals plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 11 november 2023.

 

Het HvH

De beroepscommissie begrijpt dat het HvH een speciale (pilot)vorm van een BBA betreft. De invulling van het HvH is evenwel anders dan die van een reguliere BBA. Het HvH richt zich, vanuit een experimentele setting, vooral op zorg en begeleiding ten aanzien van de problematiek van de deelnemende gedetineerden (vergelijk ook RSJ 18 maart 2022, 21/23157/GB).

 

Voor een plaatsing in het HvH gelden thans blijkens de stukken de volgende (ten opzichte van een plaatsing in een reguliere BBA aanvullende) voorwaarden:

 

-     de (Twentse) gedetineerde keert na zijn detentie terug in de regio Twente;

-     de gedetineerde komt voor een plaatsing in aanmerking vanaf de laatste twaalf maanden van zijn detentie (in afwijking van artikel 20ab van de Regeling bij een reguliere BBA);

-   er is sprake van problematiek (zoals een licht verstandelijke beperking, verslaving, psychische, psychosociale en/of praktische problemen) op twee of meer leefgebieden waarvoor zorg en begeleiding nodig is.

 

In aanloop naar en tijdens het verblijf in het HvH staan het nemen van verantwoordelijkheid, motivatie, herstel, maatwerk en veiligheid centraal. In het kader van de zorg en begeleiding wordt vooral gericht op zelfherstel, herstel van het sociaal netwerk, herstel met het slachtoffer en herstel met de samenleving.

 

De bestreden beslissing

Klagers verzoek is afgewezen, omdat klager pas per 13 augustus 2023 in aanmerking komt voor een plaatsing in een BBA, het niet valt uit te leggen aan de maatschappij en het slachtoffer om klager in een dusdanig vroeg stadium in zijn detentie vergaande vrijheden toe te kennen en het niet duidelijk is waarom klager niet in een reguliere gevangenissetting en/of reguliere BBA aan zijn re-integratiedoelen en -traject kan werken.

 

De gegeven adviezen

Uit de adviezen van de weegtafel van het HvH van 1 november en 1 december 2022 en klagers behandelaar bij Transfore (alwaar hij reeds voor zijn detentie in behandeling was) van 1 december 2022 komt naar voren dat klager op meerdere leefgebieden onzekerheden heeft waarbij hij ondersteuning nodig heeft om de reeds behaalde behandelresultaten te blijven waarborgen. In het HvH kan klager onder begeleiding oefenen met praktijksituaties, exposure oefeningen aangaan en kan worden gewerkt aan het verwerken van ingrijpende situaties uit zijn verleden. Vanuit klagers verleden zijn er thema’s die nog onbehandeld zijn en wel van invloed zijn op zijn (delict)gedrag. De verwachting is dat langdurige behandeling en begeleiding nodig is. Ook na een verblijf in het HvH is de verwachting dat klager hulpverlening nodig heeft. Tijdens het verblijf in het HvH kan, in samenwerking met de behandelaar, worden gemonitord welke soort nazorg is geïndiceerd. Hiermee heeft klagers re-integratie de meeste kans van slagen, waarmee ook de verlaagde kans op recidive – waar reeds naartoe is gewerkt – zo goed als mogelijk kan worden gewaarborgd. Tot slot is het HvH de aangewezen setting om emoties die bij een behandeling vrijkomen te kanaliseren vanuit een zorgbenadering. De gesloten setting in een reguliere gevangenis laat het voorgaande niet toe en kan juist zorgen voor stagnatie in de behandelvooruitgang. Het belang van een plaatsing van klager in het HvH wordt door de weegtafel van het HvH en klagers behandelaar bij Transfore onderstreept.

 

De reclassering heeft op 4 oktober 2022 een positief advies afgegeven aangaande een combinatie van een behandeling bij Transfore en een plaatsing in het HvH. Het gefaseerd naar buiten gaan met de daarbij behorende begeleiding en behandeling en het advies van de weegtafel van het HvH en de behandelaar bij Transfore aangaande klagers problematiek, maakt dat het MDO op 9 november en 7 december 2022 en de vrijhedencommissie op 10 november en 8 december 2022 positief hebben geadviseerd.

 

Het OM heeft na een eerder afgegeven positief advies op 28 oktober 2022 op 25 november 2022 alsnog een negatief advies uitgebracht. Het OM acht het van belang dat de huidige behandeling wordt voortgezet, maar ziet niet in waarom dat niet in een reguliere gevangenis kan. Daarnaast is het OM van oordeel dat het niet aan het slachtoffer en de maatschappij valt uit te leggen dat klager reeds in deze fase van zijn detentie vergaande vrijheden wordt toegekend. Een plaatsing in het HvH wordt op dit moment als een te grote stap gezien.

 

De overwegingen van de beroepscommissie

Met betrekking tot de datum waarop klager eerst in aanmerking zou kunnen komen voor een plaatsing in het HvH, gelden bij een HvH, in afwijking van artikel 20ab van de Regeling die een reguliere BBA betreft, andere regels. Een gedetineerde kan (thans) vanaf de laatste twaalf maanden van zijn detentie voor een plaatsing in het HvH in aanmerking komen. Dat klager volgens verweerder eerst per 13 augustus 2023 in aanmerking zou kunnen komen voor een plaatsing in een (reguliere) BBA, volgt de beroepscommissie dan ook niet. Dat het aan de samenleving en aan het slachtoffer in het bijzonder niet valt uit te leggen dat klager in een vroeg stadium in zijn detentie vergaande vrijheden zou worden toegekend, kan de beroepscommissie gelet op klagers naderende einddatum ook niet (meer) volgen.

 

Het is de beroepscommissie op grond van de gegeven adviezen voorts voldoende aannemelijk geworden dat zorg en begeleiding nodig is voor klagers re-integratiedoelen in het kader van een succesvolle en veilige terugkeer in de samenleving en een delictvrije toekomst. De betrokken instanties – op het OM na – hebben gemotiveerd aangegeven dat een plaatsing in het HvH daartoe het meest passend én noodzakelijk is. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dan ook voldoende duidelijk geworden waarom het niet of minder voor de hand ligt dat klager in een reguliere gevangenissetting en/of een reguliere BBA aan zijn re-integratiedoelen en -traject gaat werken. 

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 15 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven