Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33244/SGA, 21 april 2023, schorsing
Uitspraakdatum:21-04-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/33244/SGA

    

           

Betreft  [Verzoeker]

Datum  21 april 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van tien dagen, vanwege het instellen van een onderzoek naar voortgezet crimineel handelen in detentie, ingaande op 14 april 2023 om 19:30 uur en eindigend op 24 april 2023 om 19:30 uur.

Verzoekers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (beklagkenmerk LW-2023-153) en van verzoekers aanvulling hierop.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat zijn gedrag nooit eerder is aangemerkt als voortgezet crimineel handelen. De teamleider heeft verzoeker medegedeeld dat een ordemaatregel zou worden opgelegd. Verzoeker is niet door de directeur gehoord en heeft hem ook niet gezien.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 14 april 2023, komt naar voren dat tijdens een celinspectie in verzoekers cel verschillende zaken zijn aangetroffen die duiden op niet toegestane financiële transacties met medegedetineerden. Er is een agenda aangetroffen waarin betalingen, schulden en aliassen van personen staan vermeld. Ook is een geschreven memo gevonden waarin het celnummer en het registratienummer van een medegedetineerde staan vermeld. In de memo is vermeld dat sprake is van een schuld van €50,-. Daarnaast heeft verzoeker de verzegelingen van zijn radio en televisie verbroken. Er wordt onderzoek gedaan naar verzoekers geldstromen en naar voortgezet crimineel handelen in detentie. Verzoeker is namens de directeur door het afdelingshoofd gehoord.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Artikel 5, vierde lid, sub c, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) bepaalt dat de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel is voorbehouden aan de directeur of zijn plaatsvervanger. Op grond van artikel 57, eerste lid, sub c., van de Pbw dient de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, alvorens te beslissen tot oplegging van een dergelijke ordemaatregel. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat ook dit horen in de zin van artikel 57 van de Pbw uitdrukkelijk is voorbehouden aan de directeur of zijn plaatsvervanger (Kamerstukken II, 1994/95, 24263, nr. 3, p. 70). De voorzitter constateert dat het horen in opdracht van de directeur door tussenkomst van het afdelingshoofd heeft plaatsgevonden. Het afdelingshoofd heeft verzoeker gehoord. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet door de directeur is gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de bestreden ordemaatregel, de bestreden beslissing in strijd met de wet is genomen. Gelet daarop zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 21 april 2023 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. P.L. Kraaijenbrink, secretaris.

 

 

 

secretaris         voorzitter

Naar boven