Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29542/TB, 9 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/29542/TB

               

Betreft [klager]

Datum 9 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing van FPC De Rooyse Wissel naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 21 september 2022 afgewezen.

 

Klagers (toenmalige) raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn huidige raadsman mr. J.W.D. Roozemond en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 26 april 2023. […] en […], werkzaam bij DJI, waren als toehoorder van de zijde van verweerder aanwezig.

 

Een van de leden van de beroepscommissie, mr. drs. A.M.G. Smit, kon niet tijdig ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting medegedeeld. Partijen hebben aangegeven hiertegen geen bezwaar te hebben.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Zijn verzoek tot overplaatsing is ten onrechte afgewezen. Klager heeft behandeling nodig en is zeer gemotiveerd. Hij herkent zich zeker niet in de door De Rooyse Wissel beschreven dynamiek van ‘vluchten’. Overplaatsing zou nu de minste vertraging opleveren. Er heeft ten tijde van het overplaatsingsverzoek en het beroepschrift nog geen behandeling plaatsgevonden, daar klager alleen op wachtlijsten staat zonder zicht op een daadwerkelijke start, en er is nog geen sprake van verlof. Resocialisatie vanuit De Rooyse Wissel kan buiten de regio van die instelling plaatsvinden, maar klager zal eerst begeleid en ongeleid verlof moeten doorlopen. Dat kost veel tijd waarbij zijn netwerk niet of nauwelijks betrokken kan worden. Bovendien kan klager tijdens onbegeleid verlof in de regio oude relaties binnen de drugsscene tegen komen. Daarnaast heeft elke tbs-kliniek door connecties binnen de eigen regio betere en snellere mogelijkheden tot doorstroom.

Klager kon niet in FPC De Kijvelanden geplaatst worden vanwege het slachtoffer en een locatieverbod. Klager heeft nu nog maar enkele familieleden in de regio Rotterdam. Met name zijn familieleden in Groningen en Friesland, waaronder zijn moeder en kinderen, zijn zeer belangrijk voor klager en tevens een beschermende factor. Zijn familieleden zijn anti-drugs en ondersteunen klager in zijn strijd om abstinent te blijven. Volgens de De Rooyse Wissel zou klagers familie bekend zijn met drugshandel en gebruik van alcohol en drugs. Dit is onjuist en heeft klagers vertrouwen in de instelling geschonden.

Verweerder heeft afwijzend op het overplaatsingsverzoek beslist omdat De Rooyse Wissel dit verzoek blijkens brief van 15 september 2022 niet ondersteunt en behandeling is opgestart. In een brief van 16 februari 2023 aan klagers raadsman heeft De Rooyse Wissel een ander standpunt ingenomen, inhoudende dat het niet hebben van een netwerk op termijn belemmerend zal zijn in de behandeling en de samenwerkingsrelatie. Klager heeft zijn moeder tot op heden eenmaal in januari 2023 gezien. Klager kan zich zonder zijn moeder niet goed concentreren. Klagers moeder kan vanwege alcoholische cirrose hem niet of nauwelijks in Venray bezoeken. Zijn moeder kan reizen, maar haar gezondheid gaat achteruit. Zij gaat een scootmobiel krijgen, waardoor reizen nog lastiger zal gaan worden. Klager heeft een hoge frustratie dat hij niet in de buurt van zijn netwerk in Groningen en Friesland verblijft. Op termijn zal zijn behandeling in De Rooyse Wissel daardoor spaak gaan lopen. Klager moet een keer terug de maatschappij in en de beste optie is dat in de regio Groningen in plaats van daarbuiten te laten gebeuren, omdat klager anders weer snel bij af zal zijn. Klager heeft recht op familieleven. De reisafstand is nu te ver voor zijn familie en de kosten te hoog. Klagers behandeling is in De Rooyse Wissel wel opgestart, maar klager moet na afronding van een aantal onderdelen verder wachten. Klager is zeer gemotiveerd, hij moet doorgaan. Het maakt klager niet uit als hij in Groningen opnieuw moet beginnen. Zijn hoofd is meer daar dan in Venray. Klager wil een kans. Hij is bang dat het helemaal fout gaat als hij verlof in de regio van Venray of Rotterdam gaat krijgen en zal daarom niet daarheen met verlof gaan.  

 

Standpunt van verweerder

Klager is op 13 juli 2022 in De Rooyse wissel geplaatst en had blijkens het hoorformulier daartegen geen bezwaar. Al binnen twee maanden na de plaatsing heeft klager verzocht om overplaatsing naar de Van Mesdag. Dit verzoek is afgewezen op basis van informatie van De Rooyse Wissel dat de behandeling is aangevangen en overplaatsing niet is geïndiceerd, omdat dit de behandeling zal vertragen. Hoewel klagers wens tot verblijf in de regio Groningen begrijpelijk is, is deze wens ondergeschikt aan het belang van continuïteit van zijn behandeling. De Rooyse Wissel geeft aan dat op basis van zijn dossier en hetgeen klager zelf heeft verteld, zijn familie juist niet direct als beschermende factor kan worden aangemerkt. De familie van klager zou namelijk bekend zijn met drugshandel, drugs- en alcoholgebruik.  Uit navraag bij De Rooyse Wissel blijkt overigens dat klager contact heeft met zijn familie, namelijk zijn moeder, een nicht van zijn moeder, zijn halfzus en haar echtgenoot. Klagers moeder heeft aangegeven dat zij fysiek minder goed in staat is om naar Venray te reizen. De nicht van moeder wil haar af en toe begeleiden en vervoeren, zodat moeder klager in De Rooyse Wissel kan blijven bezoeken. Na het kennismakingsgesprek is moeder nogmaals bij klager op bezoek geweest. Ook heeft klager dagelijks telefonisch contact met haar.

Gelet op het vroege stadium van klagers behandeling is van resocialisatie nog geen sprake. In een later stadium zal worden bezien op welke wijze het verlof- en resocialisatietraject zal worden vormgegeven. Volgens De Rooyse Wissel is uitstroom zowel binnen als buiten de regio mogelijk. De regio zal later met klager worden bepaald. Daarbij is vanuit het risicomanagement van belang dat klager over voldoende copingvaardigheden beschikt om met verleidingen (middelengebruik) in de maatschappij om te gaan waarbij oude relaties een extra risicofactor zijn. Volgens De Rooyse Wissel is een patroon bij klager zichtbaar. Bij eerdere opnames van klager was er onvrede over het verblijf en is klager voortijdig en tegen het advies in vertrokken. Ook binnen het Pro Justitia onderzoek in 2021 zegt klager zijn medewerking op wanneer de rapporteurs niet meegaan met klagers wens tot overplaatsing. Dit wekt de indruk dat op het moment dat de onvrede en daardoor spanning bij klager toenemen, hij geneigd is te ‘vluchten’. Met een overplaatsing naar een andere instelling komt de behandeling wederom niet van de grond en is de voorspelling dat hij in een volgende kliniek dezelfde dynamiek zal laten zien.

In de brief van 16 februari 2023 aan klagers raadsman heeft De Rooyse Wissel gemeld dat zij overplaatsing van klager in het belang van de behandeling en samenwerkingsrelatie niet geïndiceerd acht, maar niet zal tegenhouden. In deze brief wordt de eerder door De Rooyse Wissel beschreven dynamiek van ‘vluchten’ niet meer naar voren gebracht, wat zou kunnen betekenen dat dit niet meer speelt.

De beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing is destijds op goede gronden genomen. Verweerder heeft naar aanleiding van de brief van 16 februari 2023 geen verdere actie ondernomen. Klager moet nu zelf opnieuw beargumenteerd een overplaatsingsverzoek indienen, omdat De Rooyse Wissel dat niet zal doen nu zij overplaatsing behandelinhoudelijk niet geïndiceerd acht.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

 

Klager verblijft op dit moment in FPC De Rooyse Wissel te Venray. Hij wil graag worden overgeplaatst naar FPC Dr. S. van Mesdag, omdat hij meent dat een verblijf dichterbij zijn  familie in Groningen en Friesland zijn behandeling en resocialisatie ten goede zal komen.

 

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

 

Verweerder heeft voorafgaand aan de beslissing op klagers overplaatsingsverzoek inlichtingen ingewonnen bij De Rooyse Wissel. Uit die inlichtingen (van 15 september 2022) komt naar voren dat deze instelling overplaatsing van klager behandelinhoudelijk niet aangewezen acht. Daarbij is gewezen op de vertragende werking op de opgestarte behandeling en de niet direct beschermende factor van zijn familie die bekend zou zijn met drugshandel, drugs- en alcoholgebruik. Gewezen is op de noodzaak om de dynamiek van de bij klager aanwezige neiging tot ‘vluchten’ bij toename van onvrede en spanning te doorbreken, opdat hij de tijd kan nemen en krijgen om zich in de behandeling te begeven, in plaats van hem over te plaatsen omdat hij in een volgende kliniek eenzelfde dynamiek zal laten zien. Volgens De Rooyse Wissel komt deze dynamiek voort uit klagers pathologie waarvoor de noodzakelijke behandeling goed in de instelling kan worden geboden.  In de reactie van De Rooyse Wissel van 23 november 2022 op het beroep is geen ander standpunt naar verweerder ingenomen.

 

In de brief van 16 februari 2023 aan klagers raadsman heeft De Rooyse Wissel het volgende gemeld. Sinds het eerdere negatieve advies heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Klagers netwerk in Friesland is nadrukkelijk betrokken geraakt bij klagers behandeling. Tevens heeft klager nader kennis gemaakt met zijn dochtertje, wat veel voor hem betekent. Helder is geworden dat klager dit hernieuwde contact erg belangrijk vindt en dat het ontbreken van de mogelijkheid van frequenter bezoek hem erg zwaar valt, en wel in die mate dat het hem sterk bezighoudt en zelfs kan belemmeren in zijn behandeling en van invloed op zijn motivatie zal zijn. Tegelijkertijd heeft klager een goede start in de instelling gemaakt. Daarbij heeft hij ondanks zijn basale wantrouwen en de moeilijkheden die dit kan opleveren in de samenwerking, een positieve werkrelatie opgebouwd, zet hij stappen in zijn behandeling en laat hij een intrinsieke motivatie zien. Een overplaatsing naar een andere kliniek, dichterbij zijn netwerk, kan een risico opleveren voor de voortgang van de behandeling en de hernieuwd op te starten samenwerkingsrelatie. De instelling kiest ervoor om het eerder uitgebrachte negatieve advies te wijzigen, in die zin dat de instelling een overplaatsingsverzoek niet zal tegenwerken, maar wel de genoemde bedenkingen ter overweging aan klager en het ministerie wil meegeven.

 

Vast staat dat klager nog steeds van mening is dat zijn tbs-behandeling de beste kans van slagen heeft in de Van Mesdag met het oog op het belang van het betrekken van zijn familie bij zijn behandeling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager opnieuw een beargumenteerd overplaatsingsverzoek zal moeten indienen. 

 

Verweerder heeft op basis van de aanvankelijk door De Rooyse Wissel verstrekte inlichtingen in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat er goede gronden waren om het overplaatsingsverzoek af te wijzen. De beroepscommissie is echter van oordeel dat in dit geval de hangende het beroep ontvangen nieuwe inlichtingen van 16 februari 2023 dermate relevant zijn voor de beoordeling van de vraag naar het aanwezig zijn van een behandelinhoudelijke indicatie voor overplaatsing - gelet op klagers belang bij het betrekken van zijn netwerk bij zijn behandeling - dat verweerder hangende deze procedure had moeten beoordelen of sprake is van zodanig gewijzigde feiten en omstandigheden dat die aanleiding geven om de eerdere afwijzing van het overplaatsingsverzoek te herzien. Het opnieuw moeten indienen van een overplaatsingsverzoek, terwijl klagers argumenten al bekend zijn, met een eventuele volgende beroepsprocedure en met inachtneming van de lange wachtlijsten voor (over)plaatsing, zal alleen maar meer vertragend werken en dat kan mogelijk ook van invloed zijn op de nu bij klager aanwezige intrinsieke behandelmotivatie. 

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen.

Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie ziet nu geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van een maand na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 9 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. drs. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven