Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0638/GM, 18 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/638/GM

betreft: [klager] datum: 18 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 4 maart 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord. De raadsman van klager en de inrichtingsarts hebben schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 14 november 2007, betreft onvoldoende medische hulp voor klagers gewrichtsklachten.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Klager heeft de laatste tijd ernorme pijnen aan zijn gewrichten waardoor hij niet in staat moet worden geacht zijn leven zelfstandig te kunnen leiden. Voor zijn klachten heeft klager diverse
malen
de arts geraadpleegd, maar geen gepaste behandeling ontvangen. Klager vreest dat hij niet lang zal leven, indien hij niet de medische hulp krijgt die aan hem moet worden gegeven. De gronden van de klachten van klager zijn door de medische dienst
onvoldoende weerlegd. Door het verslag van bemiddeling is klager in psychische problemen geraakt. Hij is overspannen en slaapt slecht. Klager kreeg enkele weken voor zijn detentie last aan zijn heup. Klager is hiervoor tijdens zijn detentie naar de
medische dienst gegaan. De pijn ging echter niet over en klager ontving geen pijnstillers of andere medicatie hiervoor. Klager kreeg weliswaar twee weken medicijnen, maar die hielpen niet. De pijn onstaat als klager zo’n tien minuten loopt. Klager is
ontevreden over de medische zorg, omdat niemand hem kan vertellen wat er aan de hand is. Klager doet niet mee aan sport.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen. Tijdens het intakegesprek op 10 oktober 2007 geeft klager aan een zalf te willen voor jeukende plekjes op zijn schouder. Omdat er geen afwijkingen aan de heupen wordt geconstateerd, wordt een
afwachtend beleid gehanteerd. Op 3 november 2007 geeft klager aan sinds een maand pijn aan zijn linkerheup te hebben. Op proef wordt hem door de verpleegkunidge een crème meegegeven. Op 7 november 2007 komt klager op het spreekuur van de
inrichtingsarts. Uit de anamnese blijkt dat klager al zes tot zeven maanden klachten heeft, voornamelijk aan de linkerheup na een kwartier lopen. Dit is spontaan ontstaan. Een arts elders zou gezegd hebben dat er bloedonderzoek gedaan zou moeten
worden.
Bij onderzoek worden er geen afwijkingen aan de heupen geconstateerd. Klager wordt geadviseerd na zijn detentie correctiezolen te laten aanmeten. Uit het bloedonderzoek komen geen afwijkingen naar voren. Er is sprake geweest van adequate geneeskundige
zorg.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden af.

Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager aangegeven dat hij nog steeds klachten aan zijn gewrichten ondervindt na zo’n tien minuten lopen. Wat hier ook van zij, klager heeft op 14 november 2007 een verzoek om bemiddeling ingediend bij de
Medisch
Adviseur van het Ministerie van Justitie, zodat alleen het medisch handelen tot aan dat moment ter beoordeling van de beroepscommissie staat. Het door de medische dienst tot dat moment gevolgde afwachtende beleid is naar het oordeel van de
beroepscommissie niet onzorgvuldig en kan niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode-Zwart en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 18 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven